grond lag.
‘Leg hem op z'n buik’.
‘Pas kunstmatige ademhaling toe.’
‘Zet iets onder zijn borst.’
‘Druk op zijn schouderbladen.’
‘Oen hoor oen mofo now, ik weet wat ik doe!’
‘Z'n hoofd moet meer opzij.’
‘Let op zijn tong, kijk even in z'n mond.’
‘Snel mang, waar wacht je op’.
Een van de mannen hurkte over de rug van de jongen heen en begon met zijn handen onder de schouderbladen van de jongen te drukken.
Er klonk een geluid alsof de jongen gorgelde en een golf water kolkte uit z'n mond en verdween in het witte zand.
‘Meer, meer, meer’, schreeuwde iemand.
De jongen begon opeens te hoesten, er kwam slijm uit zijn mond. Een fluitend geluid was hoorbaar, zijn ademhaling kwam weer op gang. Hij bewoog, zijn ogen knipperden.
‘Rustig jongen, zit rechtop, hoe voel je je?’
‘Raymond, gelukkig, Raymond, je bent gered. Maar...... wat deed je daar in dat diepe gedeelte?’
De jongen zat een beetje versuft voor zich uit te kijken, de verschillende nieuwsgierigen gingen terug om hun spullen in te laden. Het werd nu al aardig donker.
‘Johan, Johan, waar is die jongen,’ schreeuwde een vrouw.
Raymond sprong opeens op, met wilde ogen keek hij om zich heen, hij mompelde wat, maar moest weer hoesten.