do bij zijn arm. Een spoor van bloeddruppels volgde hun. Vele kinderen liepen met grote ogen en open mond achter Jozef en Rinaldo, terwijl een ander groepje zich rondom Bolle en de flauwgevallen Maikel had verzameld.
‘Juf, juf, kijk wat met Rinaldo is gebeurd.’
‘Mijn hemel, vlug, ga in de klas zitten, vlug, Rinia, haal watten uit het kantoortje, ga zitten, doe je vinger omhoog, zo, heb je pijn?’
De meester uit de zesde klas kwam ook kijken, voorzichtig hield hij de bloedende vinger vast en bekeek het.
‘Hij moet naar de Eerste Hulp. Die nagel is helemaal afgeknepen. Hopelijk groeit het weer aan.’
Buiten de klas stonden tientallen kinderen te kijken, Rinaldo vergat één moment de pijn, hij vergat even het bloed, hij voelde zich ergens een held. Hij zat rustig met zijn bloedende vinger omhoog.
Even later kwam de meester hem halen, Bolle stond met grote, betraande ogen bij de deur van het lokaal. ‘Ik wist niet dat je vinger daar was, ben je boos op me? Ik heb het gedaan, ik......’
‘Het was een ongeluk, Bolle, no spang,’ zei Rinaldo. Ze liepen naar de wagen van de meester en reden naar de Eerste Hulp. Daar werd de afgeknepen nagel uitgetrokken en Rinaldo's vinger ging in een flink verband. De volgende dag bleef Rinaldo thuis, de dag daarop was hij weer op school. Iedereen vroeg hem hoe het was afgelopen.
‘Mijn nagel gaat weer groeien, maar vanaf vandaag pas