Hij gaf geen kik. Na een paar minuten kwam zijn moeder boven. Ze zocht in alle kamers, in alle kasten, onder de bedden, nergens zag ze wat
‘Robby, Robby, waar ben je? Wat is er gebeurd?’ Robby hield zich muisstil, in zijn verbeelding lag een bandiet naast hem met een pistool op hem gericht.‘Als je één woord zegt, maak ik je koud’ siste de man hem in zijn verbeelding toe.
Moeder rende de trap af, angstig roepend. Ze ging naar buiten en riep papa.
‘Heb je Robby in de tuin gezien?’
‘Nee! Al die tijd was ik alleen. Waar is hij?’
‘Hij is weg, hij is verdwenen, mijn hemel, misschien heeft hij een ongeluk gehad’.
Vader hielp nu meezoeken, de hele tuin, hij vroeg naast, bij de buren was Robby ook niet, hij ging op straat liep daar rond, vroeg de mensen of ze Robby hadden gezien. Niemand wist iets te zeggen. Moeder begon te huilen, het werd al donker, vader kwam weer binnen, Robby hoorde hem beneden tot moeder praten.
‘Ik bel de politie’ hoorde hij hem zeggen
‘Nee!’ siste de boef die in zijn verbeelding naast hem lag, ‘als ze de politie bellen schiet ik je dood.’
‘Nee, nee, pappie nee, bel de politie niet op, anders...’ gilde hij.
Zijn ouders hoorden hem en renden naar boven. Met enige moeite vonden ze hem onder het bed. Zijn moeder omarmde hem huilend.
‘Wat deed je daar?’
‘Ik was ge.......ge......gedingest, vastgehouden, door