Roddels
‘......maar ze liegt als de pest, geloof haar niet.’
‘Ikke? Nee hoor. Ze is ook gevaarlijk, laat haar niet teveel bij je thuis komen, ze is een mannengek’.
‘Ai, ik weet het, een nicht van een neef van de broer van mijn vader zat samen met haar op school, toen al was ze zo.
‘Sang! Dus die dingen zijn waar, dat ze met leraren ging.’
‘Ik zeg het je, de vakken waar ze boven een zeven had, kon je gaan chekken, ze had zeker weer bijles gehad van meneer.’
‘Ja, op Leonsberg, in de wagen.’
‘En haar dochter gaat dezelfde weg op.’
‘Meisje, ik zeg het je, als je ziet hoe die erbij loopt, d'r dingens puilen gewoon eruit.’
‘Zo de moeder, zo de dochter.’
‘Mijn neef heeft een vriend en diens buitenvrouw woont naast hun. Weet je hoe laat hij haar thuis zag komen? Half vier in de ochtend.’
‘Wat deed die vriend van je neef dan zolaat daar?’
‘Luister, je moet het niet verder vertellen, maar hij is me er eentje. Zowat in elke buurt heeft hij een buitenvrouw.’
‘Wacht even, is dat niet John, die ene met z'n korte haar.....’
‘Eeh..ja, nu is het wat langer.......’
‘Hij draagt altijd een zonnebril en hij kauwt steeds op luciferstokjes.’
‘Eeh....ja..nu kauwt hij op kauwgum.’
‘Hij rijdt een lichtrose Mazda met brede banden.’
‘Ja, dan is hij het, want hij giert altijd door de bochten.’
‘Ik ken hem wel, hij is me er eentje. Laatst op die fuif van Piekko, ik was zo gek om met hem te gaan dansen,