tabak, een vleugje transpiratie en een wolkje after shave. Ze sloot haar ogen, haar gezicht kreeg weer kleur, de tranen rolden de een na de andere over haar wangen. Het waren echter geen bittere tranen, het waren zoete. ‘Kom, niet meer huilen mijn snossebolleke, het is voorbij, ik heet Billy, ik ben ongehuwd, ik rij in een Jaguar, dat wil zeggen dat ik steenrijk ben. Geen wonder, mijn vader bezit onder andere drie autofabrieken en heeft in Arabië een privé stuk woestijn dat vol aardolie zit. Ik ben mijn vaders enige zoon dus............ O ja, ik heb tot nu toe alleen maar pech gehad met die vriendinnen van me. Hoe heet jij?’
‘Ik heet Muriël, ik ben verpleegster van beroep, ik verdien net genoeg om mijn al drie jaren half verlamde vader te verzorgen, mijn moeder stierf bij de bevalling van haar zestiende kind, ik moest haar rol overnemen; ik werk van 's morgens vijf uur tot 's avonds tien uur. Dit is de eerste keer dat ik zo een rijke bink aan de haak sla, daarom huil ik.’
‘Hou je van me, Muriël?’
Ze knipperde met haar betraande ogen, sloeg ze verlegen neer en bloosde.
‘Ik....ik.....ik....kan het niet......geloven...ik......’
‘Ja, ja, ik hoor het al. Zou je met me willen trouwen?’
‘Ik........ik............’
Het meisje viel flauw. Billy droeg haar zijn Jaguar in, zette haar voorzichtig op de zitting, liep om de wagen, stapte in en trok op. Als bij toverslag kwam Muriël bij. ‘Waar ben ik.....? Hoe....? ......Wie.....? Oh, wat een wagen.....’ Weer viel het meisje even in katzwijm.
Dit was teveel voor haar, zoveel ‘geluk’ had ze nog nooit gehad. Hoeveel avonden had ze niet midden op straat gezeten, nooit had ze succes. Twee keer werd ze bijna aan stukken gescheurd door een stel zuiplappen, een andere keer pikte de politie haar op, voor de rest reden ze om haar heen. Vandaag was hij gestopt, de prins uit haar dromen. Ze kwam weer tot de werkelijkheid. O, wat was hij knap, hij leek wel John Travolta, alleen gebruikte hij cocosolie en geen Victoria olie voor zijn haar.