wordt. So, zachtjes met de poort, dat ding piept, ik ga een plei zoeken bij die djoel...............
‘En mijn vader heeft twee auto's, een Gallant en een...... een.........een Amerikaanse wagen.’
‘Waa, dan gaat hij gasoline betalen tot hij blauw ziet.’
‘Mijn vader heeft een spietboot met een 50 kaa-pee motor.’
‘Beeuuu het is pee-kaa, geen kaa-pee!’
‘Wat hebben jouw ouders?’
‘Een kleuren-TV met een.......een di-vie-ho........ eeh..... nou ja met een ding erbij, dan kan je je eigen films draaien.’
‘Oooo, een vie-die-jo. Waaah, wij hebben ook eentje, me vader heeft het uit Ma-jè-mie meegenomen, die doewane heeft niets gedaan, want hij kende me vader, we waren met vakantie naar Disnie-lent, boi, als je die dingen ziet.........’
‘Beu, wij zijn ook naar Disnie-lent geweest, plus nog naar.....eeh.......Keep.... Keep Kennedie, waar ze die rakketten schieten.’
‘Hoeveel auto's heeft jouw vader?’
‘Hoeveel? Maar eentje. Waarom moet je meer hebben?’ zei Ricardo verbaasd.
‘Waahaa hoor 'em. Hoe meer auto's je hebt, hoe geweldiger je bent, hoe rijker je bent.’
‘Me vader fietst meer, die auto is om met ons allemaal ergens te gaan of boodschappen te doen.’
‘Is het een “Vort” of een Dotsj?’
‘Nee, een kleine Tojoota.’
‘Waaaha, a waggie dale. Waar zijn je ouders?’
‘Ze zijn op vakantie.’
‘Waar, naar Ma-jè-mie of Holland?’
‘No mang, ze zijn met de pleen naar de Rallievallen gegaan.’
‘Waaha, dat is in Suriname zelf. Je moet naar het buitenland gaan met vakantie, dan pas is het echt.’
‘Me vader vindt het binnenland mooier en goedkoper. Ik moest naar school, daarom ben ik bij me oom, hij