In de schaduw van gisteren
(1967)–H.M. van Randwijk– Auteursrechtelijk beschermdRevolte van de generaalsHet is een bekend feit dat het risico op het slagveld te sterven kleiner wordt naarmate de militaire rang hoger is. Althans wanneer men van de sterren in de balken komt. Daarmede is niets gezegd ten nadele van hogere officieren en evenmin iets dat op een onrechtvaardigheid zou wijzen. Een kapitein is in een leger nu eenmaal meer waard dan Jan Soldaat. Er is meer in hem geïnvesteerd, hij is minder gemakkelijk te vervangen. Er zouden nog wel meer redenen en oorzaken te vinden zijn als we ons werkelijk met dit thema wilden bezighouden, maar het gaat om iets anders.
Generaals namelijk lopen ook een merkwaardig risico, dat de gewone soldaat of de mannen in lagere rangen niet lopen. Er wordt, iets al te schematisch gezegd, verondersteld dat een officier niet aan politiek doet. Hij voert de bevelen van zijn wettige regering uit. De beoordeling of een politiek juist of onjuist is, goed of slecht, in overeenstemming of in strijd met gemaakte internationale afspraken, is niet aan hem. Op de dag dat de regering hem naar het bekende ‘veld van eer’ roept, gaat hij en hij gaat in de richting van de ‘vijand’. De keuze van de vijand wordt niet door hem bepaald. Hij vraagt zich ook niet af of die ‘vijand’ de aanvaller is of in een rechtmatige verdediging staat. Dat zijn politieke oordeelvellingen, die aan de heren politici worden overgelaten. Bovendien is de zaak nogal gemakkelijk, want eenmaal uitgebroken wordt vrijwel elke oorlog aan de man gebracht als verdedigingsoorlog. Zo zijn er thans Duitse | |
[pagina 287]
| |
generaals tot zeer hoge posten in de westelijke ‘legers der vrijheid’ opgeklommen die Rotterdam hebben gebombardeerd, die de geallieerde invasie met hun militair genie hebben bemoeilijkt, dat wil zeggen, die Duitse en geallieerde jongens elkaar nog hebben laten doden toen de oorlog voor Hitler allang principieel verloren was.
Staan zij daarom mede schuldig?
Ja, zeggen sommigen. Nee, zeggen ze in ieder geval zelf, ik deed niet meer dan mijn soldatenplicht...
Zij die zo redeneren mogen hun baan nu en dan wel eens als danig onprettig hebben ervaren, van één grote moeilijkheid waren ze in ieder geval verlost: ze behoefden in het levensgrote dilemma van goed of kwaad, gehoorzaamheid, trouw of verraad (zoals het in militaire terminologie wordt genoemd) niet te kiezen.
Dat doen velen van hen vandaag de dag nog niet en daarom is het heel goed mogelijk dat een Duits generaal, vroeger vijand, thans een even goed en trouw uitvoerder is van de politiek van hen, die hij vroeger bestreed. Het gelijk is aan de kant van zijn politieke bazen. Eerst Hitler, nu de nato.
Er is een vreemd instituut dat deze lieden tot een dergelijke houding min of meer dwingt. Dat is de eed van trouw, de eed aan of op het vaandel (ik ken die terminologie niet zo precies). Die eed, zegt men, is heilig. Eenmaal afgelegd betekent het een vrijwel absolute gehoorzaamheid, waarbij alleen de allerhoogsten, als het hun te gortig wordt, nog een uitwijkmogelijkheid hebben, namelijk het verlaten van een actieve dienst en de vlucht in de ‘Ruhestand’.
Zo heilig is die eed, dat erewoord, dat er in Nederland een serieuze discussie heeft plaatsgevonden (kort na de bevrijding en in verband met de zuivering) wie er nu eigenlijk gestraft dienden te worden, de officieren, die hun erewoord braken en zich niet opnieuw bij Hitler in krijgsgevangenschap meldden, of zij die hun woord gestand deden en opnieuw de gang naar het gevangenkamp maakten. De eed, het erewoord is meer en hoger dan de politieke keuze. Met het afleggen van de eed is trouwens de politieke keuze beslist. Men kan er alleen maar van ontslagen worden, men kan hem niet op eigen initiatief eenzijdig verbreken. Men wordt ervan ontslagen als de macht aan wie de eed van trouw werd afgelegd, wegvalt. Dan is men vrij een andere meester te kiezen en opnieuw onwankelbare trouw aan een ander te beloven. Dat deden onder anderen een aantal Duitse generaals, die gisteren Hitler en de dictatuur, vandaag de nato en de vrijheid trouw zwoeren...
Maar wat nu met de lieden in goud en rode bies, die aan deze wel wat simpele | |
[pagina 288]
| |
(maar mogelijk onvermijdelijke) leefregel probeerden te ontsnappen?
Heel eenvoudig, die zijn dood! Of gevangen.
En hun soldatentragiek is dat dit niet eens op het ‘veld van eer’ heeft plaatsgevonden, maar door de valbijl, de galg of in de cel.
Op de 20ste juli gedenken wij de generaalsputsch tegen Hitler, nu twintig jaar geleden. Een uitzonderlijk gebeuren was het. De officieren die het waagden, zijn dood. Geslacht zoals een slager het vee slacht, op uitdrukkelijke wens van Hitler. Hun fout was dat ze ‘neen’ zeiden tegen de man aan wie ze soldatentrouw hadden beloofd.
Niet veel later, om precies te zijn nauwelijks een jaar later, werden er opnieuw generaals gevangengenomen en een aantal gedood. Tot vandaag de dag wordt er hier en daar nog één gearresteerd en voor de rechter gebracht.
Waarom? Omdat ze reserveloos ‘ja’ zeiden op de wensen van de macht aan wie ze hun soldatentrouw hadden beloofd.
U ziet het, ook generaals zijn arme donders die in een oorlog extra risico lopen. Als ze een ietsje nadrukkelijk nee zeggen tegen het politieke regime volgt de dood, als ze een ietsje nadrukkelijk ja zeggen eveneens. (Ook al zijn die er in de Tweede Wereldoorlog, door de bank genomen wel wat beter afgekomen.)
De on-politieken, de gematigden, de schipperaars, de handige jongens, zijn de Tuccesvolle dansers op dit slappe koord.
Zij steken vandaag opnieuw in uniform, mét eed!
In Duitsland zijn er onder andere van regeringswege kransen gelegd op het gedenkteken dat ter ere van de officierenwoordbrekers van de 20ste juli 1944 werd opgericht. Deze eerbewijzen gelden de morele moed van de slachtoffers en demonstreren ook het feit dat er blijkbaar ergens grenzen kunnen worden gesteld aan de eed van trouw. Grenzen moeten worden gesteld. Een gevaarlijke zaak! Het impliceert ook bij generaals een geweten, de mogelijkheid van een gewetensbeslissing die niet identiek is met gehoorzaamheid, het veronderstelt een macht hoger dan de staatsmacht, het veronderstelt morele en politieke oordeelsbevoegdheid, zelfs bij officieren. Het zet alles op zijn kop. Het kan van ongehoorzaamheid een (hoger liggende) gehoorzaamheid maken, van ontrouw een (dieper liggende) trouw, van verraad (een wezenlijker) dienst aan het vaderland. Zeg nou zelf, waar blijft een officier dan? Er zijn er in Duitsland zeer velen die daarop kort en bondig antwoorden: Nergens! Die daarom de officieren van | |
[pagina 289]
| |
de 20ste juli 1944 landverraders blijven noemen. En verreweg de overgrote meerderheid, in uniform en in civiel, vindt het in ieder geval een verduveld moeilijke zaak. En dat niet alleen in Duitsland.
Niemand komt blijkbaar op de idee dat die eed van trouw een magische formule is uit een feodale maatschappij, waarin de vorst als een familielid van Onze Lieve Heer werd beschouwd. Daardoor kwam de eed van gehoorzaamheid niet in strijd met het christelijke gebod geen andere goden te dienen. Het was er de bevestiging van. Wie de vorst diende, diende God. De leugenachtige spreuk ‘de beste christen is de beste burger’ is een burgerlijke nazaat van deze mythologische en godslasterlijke coïtus...
En tot vandaag toe bestaat het ritueel: slip van de vaandel in de ene hand, twee vingers andere hand omhoog... ik zweer... zo waarlijk helpe mij God almachtig...
Maar de werkelijke God, althans die waarvan in de Bijbel sprake is, is een lastige God. Ga maar eens na. Hij eist vaker de moed tot ongehoorzaamheid aan aardse machten dan gehoorzaamheid.
En dit gefilosofeer is geen verdoezeling van het waarlijk heroïsch optreden van de officieren van de 20ste juli 1944. Juist omdat het mannen waren bij wie gehoorzaamheid en trouw vlees en bloed waren geworden, moet hun besluit ongehoorzamen en verraders te zijn, het gevolg zijn geweest van een diepe morele verontrusting en een grote vaderlandsliefde. De documenten die uit deze dramatische dagen zijn overgebleven, bewijzen dit ook. Ik zou graag mijn krans aan de voet van hun monument leggen, ook al wordt het mij niet geheel duidelijk wat nu de sterkste aandrift was, hun morele verontrusting of hun poging van Duitsland, als politieke macht, te redden wat er nog te redden was. Hun politiek program voorzag in het behoud voor Duitsland van gedeelten van Polen, van Sudetenland, Oostenrijk en zelfs een deel van Elzas-Lotharingen. Ook valt het zeer te betwijfelen of bij de meerderheid van hen de vredesbedoelingen niet alleen op de westelijke democratieën betrekking hadden maar ook op de Sowjet-Unie. Er is in onze wereld, in onze tijd, een agressieve machtswil van goede, goed conservatieve, fatsoenlijke, door de eeuwen trouw aan eeuwenoude tradities met simpele maatstaven van goed en kwaad voorziene lieden, die de machtsverschuivingen in de wereld, de veranderingen in ons cultuurpatroon en de maatschappelijke verhoudingen, de verzwakking van de traditie en de nooit aflatende menselijke speurtocht naar vernieuwde morele standaards met afschuw gadeslaan. Om maar één recent voorbeeld te noemen. In Amerika voeren zij hun krijgsdansen uit rondom GoldwaterGa naar eind69, in de vaste overtuiging dat zij in Barry de vaderen, de tien geboden, het vaderland en hun god eren. Ze zijn bereid er de wereld aan op te offeren in de irrationele overtuiging dat zij alleen zó gered kan worden. Ook hun eigen hachje waarschijnlijk. Amerikaanse kranten | |
[pagina 290]
| |
wijzen er op hoe opvallend veel Duitse en Oostenrijkse emigranten tot de onmiddellijke adviseurs van Goldwater behoren.
We leven in een merkwaardige en moeilijke tijd. Een tijd waarin wij even onontwijkbaar tot morele beslissingen worden gedwongen als de Duitse officieren in juli 1944. We hebben, God zij dank, iets meer respijt en nog veel meer speelruimte. Wie het beeld van deze dappere mannen voor hun rechters heeft gezien moet onuitwisbaar diep getroffen zijn door het feit hoe groot een mens kan worden als hem alle attributen van aardse heerlijkheid en macht zijn ontstolen behalve, om met Thomas à Kempis te spreken, de glorie van een goed geweten. 25 juli 1964. |
|