gerd had zich opnieuw in krijgsgevangenschap te begeven. Men kon behoren tot de (helaas te kleine) groep van ambtenaren, politiemannen, burgemeesters of welk soort functionarissen ook, die geweigerd hadden Duitse bevelen uit te voeren. En men kon worden gezocht voor actieve verzetsdaden. Bij elkaar een heel leger! En dan hebben we nog niet eens onze joodse landgenoten genoemd...
Het zou op zichzelf de moeite waard zijn een schatting te wagen hoeveel Nederlanders in de bezettingstijd niet op hun officiële adres hebben gewoond, rondliepen met valse papieren, leefden onder valse naam enzovoort enzovoort. Daarbij opgeteld dienen dan nog te worden degenen die tijdelijk verplicht waren onder te duiken, een fabrikant (een van de weinigen) die het vertikte personeelslijsten in te leveren, een predikant, die van de kansel iets te veel had gezegd, een onderwijzer, die in conflict was gekomen met de nsb-ouders van een van zijn leerlingen enzovoort. Het komt mij voor dat er tijden geweest zijn waarin ongeveer de helft van de mannelijke bevolking tussen 18 en 50 jaar ‘niet thuis’ was. Een rare situatie, een onvoorstelbare wanorde in vele persoonlijke levens, gezinnen, scholen, kantoren en noem maar op.
En dat in een land zo dichtbevolkt dat er nauwelijks enkele vierkante kilometers te vinden waren, eenzaam en onherbergzaam genoeg om zich in te verschuilen, te hergroeperen en een soort nieuw, geïsoleerd maatschappijtje te stichten, dat op eigen primitieve manier zich van het nodige voorzag. Dat kon in Frankrijk, in Noorwegen, in Joegoslavië en Polen. Bij ons niet.
De Duitsers hadden trouwens nog andere wapens in handen. Het verplichte persoonsbewijs was er om je te herkennen, leeftijd vast te stellen enzovoort, met andere woorden op te pakken. De distributie was er niet alleen om een zo rechtvaardig mogelijke verdeling van de schaarse levensmiddelen en goederen te verkrijgen, maar bovendien als Duits wapen, om iemand te dwingen op zijn officiële adres, in zijn normale milieu, onder eigen naam te leven. Indien niet, dan werd men van dit distributiesysteem uitgesloten. Dat betekende geen bonkaarten, dus geen levensmiddelen, geen textiel en alles wat men nog meer nodig had.
Hier was het verzet verplicht een gigantisch tegenoffensief te organiseren. Persoonsbewijzen moesten worden vervalst of gestolen, andere papieren die iemand vrijwaarden van de Duitse slavenjacht moesten worden nagemaakt: valse loyaliteitsverklaringen voor studenten, valse beroepen, maar bovenal moesten er voor het leger der uitgestotenen distributiebonnen zijn.
Die werden meestal gestolen, met of zonder de medewerking van de ambtenaren. Zonder de dappere jongemannen, de eerzame inbrekers en fatsoenlijke overvallers die dit werk uitvoerden op klaarlichte dag, vaak in het hartje van stad of dorp, zonder de ambtenaren die hieraan medewerkten en hun vrijheid en leven evenzeer riskeerden als de overvallers, zonder de ingenieuze vervalsers, zou het verzet in Nederland onmogelijk de omvang hebben kunnen aannemen,