In de schaduw van gisteren
(1967)–H.M. van Randwijk– Auteursrechtelijk beschermd1944, dat was me 't jaartje wel!In het begin van 1944 hebben, gewoontegetrouw, vele staatslieden en hooggeplaatste persoonlijkheden hun zogenaamde nieuwjaarsboodschappen uitgegeven. Dat gebeurt vandaag de dag, het gebeurde ook toen. De inhoud verschilde niet zo heel veel. Standvastigheid, eensgezindheid, vertrouwen zijn de bekende ingrediënten waaruit dergelijke boodschappen worden opgebouwd, of ze nu door Duitsers werden uitgesproken of door Engelsen en Amerikanen, door regeringsleiders of door de woordvoerders van het ondergronds verzet, precies zoals vandaag in Moskou of in Washington, door de groten zowel als door de kleinen, ja zelfs door Marijnen...Ga naar eind62 Ook wat de inhoud betreft verschilden vriend en vijand in 1944 niet veel. Het zou een wereldhistorisch jaar worden en er zouden wereldhistorische beslissingen vallen. Dat was juist! Maar wie in een van welvaart opgeblazen tijd als de onze zich verbeeldt dat het prettig moet zijn historische jaren mee te maken, vergist zich. Ze mogen in de geschiedenisboekjes van later vet gedrukt staan, voor hen, die zo'n jaar moesten beleven, was het bar en boos. ‘Bar en boos’ is zo'n paradoxale, bijna gezellige huiskamer-uitdrukking. Je kunt het van het weer zeggen of van de tandarts. Zij is hier met opzet gebruikt omdat het toch onmogelijk is in onze taal en enige taal? - woorden te vinden die genoeg geladen zijn om uit te drukken hoe het nu eigenlijk allemaal wel was. Trouwens, in vele opzichten wás het niet eens zó erg. Dat wil zeggen, en dit is een van die dingen, die mij het meest intrigeren, het was wél erg, maar de | |
[pagina 249]
| |
mens had in de drie voorafgaande jaren ook een stuk aanpassing leren beoefenen, waardoor het ervaringsniveau en de ervaringsinhoud eigenlijk niet veel slechter met goed en kwaad, gezelligheid en ongemak waren bedeeld dan thans. In dat opzicht schijnt leed even weinig in staat de mens te veranderen als wat men geluk pleegt te noemen en schijnt schaarste dezelfde mogelijkheden te bieden als rijkdom...
Laten we, vóór we naar de wereldhistorische gebeurtenissen overstappen, nog even bij de mens blijven. De kolen raakten op, jawel, en aan het eind van het jaar zou men papierballen stoken in een soort conservenblikjes met een gat. Daarop konden dan suikerbieten en tulpebollen worden gekookt. Schoeisel met biezen of houten zolen. De meeste gezinnen uit elkaar geslagen. Of vaders en zonen waren in Duitsland, óf ze waren ondergedoken. Een pond vet kostte ongeveer ƒ 64,-, een pakje sigaretten, zwart gekocht ƒ 25,-. Van een ondergrondse organisatie werden in één nacht vijf onmisbare fietsen gestolen. Er moesten, zwart, nieuwe (dat wil zeggen ook oude) worden gekocht, prijzen variërend van ƒ 700,- tot ƒ 1300,-. Kleren had nog iedereen, nieuwe kleren had niemand, zelfs was er in veel gezinnen geen naald meer, geen garen om oude kleren te vermaken.
Laten we niet praten over de verkeersmoeilijkheden, treinen, trams enzovoort. Het was trouwens veel te gewaagd ze te gebruiken, niet alleen vanwege de Duitse mensenjagers, maar ook de geallieerde vliegtuigen wisten schepen en auto's en treinen te raken. Verder in het jaar werden de bombardementen, ook op Nederlandse steden, heviger. Om er één te noemen: 22 februari Nijmegen, 880 doden. Ook de Duitse executiepelotons werden actiever, nóg actiever. De slavenjacht werd, net als de oorlog, totaal. Razzia's, die wekenlang duurden. Uit Rotterdam alleen al worden er 50.000 weggevoerd. Hoe?, dat vertellen we later. En waarlijk niet uit Rotterdam alleen! 15 januari: In het concentratiekamp Vught worden 74 vrouwen opgesloten in één cel. Eén van de vele gruweldaden. Niemand was veilig, geen man, geen vrouw, geen illegale werker, maar ook geen nsb'er die rondliep met bijltjesdagvisioenen en die het slachtoffer kon worden van wildwestschietpartijen. Zelfs de bandieten van de Gestapo niet, die werden neergeknald midden in drukke straten. Men kan zich afvragen: wat deden de mensen in godsnaam in zulk een tijd??? Heel eenvoudig, voor een mager hapje zorgen als nu voor de kalkoen. Van een regendichte jas dromen als nu van een mink-bontmantel. Mopperen op de hoge prijzen als nu. Zwarte handel drijven en zaken doen in het klein als Zwolsman in het groot. Bridgen bij een pitje en, van de huiselijke haard en de huiselijke plichtmatigheden verdreven, vrijen met een ander; maar vrijen. Geintjes maken en wanhopig zijn, en in de diepe kuil van menselijke ellende en maatschappelijke desintegratie de twee vingers omhoog steken, het V-teken en er | |
[pagina 250]
| |
zeker van zijn dat de overwinning komt. Kortom, leven en willen leven. Primitiever dan nu, jawel, maar vlakker, nee. Grover dan nu, jawel, maar slechter, nee, al zouden we lang moeten praten om elkaar te begrijpen wat we onder ‘slecht’ moeten verstaan. Twintig jaren later lijkt het een verwarde toneelscène, de hand van de regisseur is nergens te bespeuren. Is 1964 een vervolg in hetzelfde spel of zijn we ergens opgehouden, gestopt en opnieuw begonnen onder een geheel nieuwe titel?
Hoe het zij, een beslissend jaar, dat 1944. Hier hebt u Hitler: Het zuidelijk front wordt voortdurend versterkt. De Balkan is in onze handen. Het bolsjewisme heeft zijn doelen niet bereikt. De plutocratische wereld mag in het Westen haar landingspoging ondernemen waar zij wil: zij zal mislukken...
Aan het eind van het jaar stonden de geallieerde troepen in Duitsland. De invasie was gekomen en gelukt. De Russen zijn in Boedapest. Duitsland is een ruïne... Mussert: Moge Kerstmis 1944 het Nederlandse volk verenigd zijn...
Och arme, op 28 december 1944 was de ‘leider’ verplicht zijn kameraad en rivaal en vijand Rost van TonningenGa naar eind63 uit de partij te stoten. Zelfs de eigen partij was niet meer verenigd! En het Nederlandse volk dan, zonder de nsb? Het zuiden bevrijd en het noorden in de hongerwinter. Bij het naderen van de bevrijding een koortsachtige activiteit om de stellingen te herstellen, die men in 1940 had moeten verlaten. Groeiende communistenangst en een groeiende nationale fascistische besmetting. Groeiende toenadering van de grote vooroorlogse mannen tot de wilde jongens van het verzet. Zelfs groeiende toenadering van de hele en halve collaborateurs tot de illegaliteit. We kregen de jenever aangeboden bij 40 en 50 liters tegelijk. Er werden, toen al, villa's aangeboden als rusthuis voor illegale werkers. Verstopte auto's werden alvast ter beschikking gesteld. De jongens van het verzet konden plotseling vergaderen in de grote grachtenhuizen van Amsterdam en in de directiekamers van reuzenondernemingen. Die jongens zijn er niet ingetrapt. Velen zouden het trouwens niet eens hebben gekund, want ze waren doodgeschoten in dat jaar 1944, zoals Gerrit van der Veen en Johannes Post. En die overbleven gingen door met het werk. Iets, een ietsje beter bewapend, dankzij de eerste wapendroppings. In Amsterdam doet de Gestapo een inval in het kantoor van een verzorgingsorganisatie. Tussen vloer en zoldering van de verdieping eronder zijn de adressen verborgen. Eén jonge man biedt aan ze te halen. Hij heeft een stengun onder zijn jas. Als hij de trap wil opgaan ziet hij boven de Duitsers op hem wachten. Hij wil terug. Ze schieten. Dan schiet hij ook. Daar boven vallen doden. Hij ziet kans weg te komen, maar hij moet die stengun kwijt. Die zet hij ergens in een donker hoekje bij het Rijksmuseum. Er komt een jongen voorbij met een mand voorop de fiets met houten banden. Zeg, haal jij die stengun even op. | |
[pagina 251]
| |
Daar en daar. En zo gebeurt het. Stengun in de mand, jongen fluitend verder op de fiets. Alsof er niks gebeurd was...
Wat was er ook eigenlijk gebeurd in vergelijking tot de strijd bij Monte Cassino, de val van Rome, de landing in Normandië, de massale veldslagen in het Oosten, de 7000 vliegtuigen op één dag boven Duitsland? Dapper van die jonge man, jawel. Maar Engelse vliegers pikten, na lang te hebben geoefend en met vergroot risico voor eigen leven, precies Kleykamp in Den Haag eruit voor hun bombardement. Daarmee ging een aanzienlijk deel van het Centrale Bevolkingsregister, het levenswerk van een paar ‘goede’, ‘goedbedoelende’, nooit nazi-gezinde, maar idiote, tot viezigheid geformaliseerde Nederlandse ambtenaren eindelijk verloren. En in Amsterdam werd op die manier ook precies het hoofdbureau van de Gestapo in de Euterpestraat eruit gepikt. Ook dappere jongens, die vliegers! Het wemelde in Nederland en Europa en Azië van dappere mensen en zij vormen het zoveelste geheim waarvoor wij staan. Hun bijna bovenmenselijke dapperheid is geen kleiner raadsel dan de even onmenselijke wreedheid van bijvoorbeeld de opzichters in de concentratiekampen, de ss'ers. Het waren, sinds 1944, weer gewone burgermannetjes geworden, zoals die dappere illegale werker en die geallieerde vliegers weer burgerman geworden zijn. Ik heb ze ontmoet als liftboy in een Amerikaans hotel, één heeft mij eens een slip-over verkocht in een Engels herenmodemagazijn, en ik ken er ook één, die na de oorlog niet meer heeft kunnen wennen: twaalf ambachten, dertien ongelukken. Het schijnt toch moeilijk te zijn de mens op zijn juiste waarde te schatten. Is hij beter dan wij denken? Slechter? Of beide tegelijk?
Maar die stengun bleef gelukkig in goede handen en kon opnieuw worden gebruikt. Eigenlijk ook een raar geval als we die ene stengun vergelijken met een paar Amerikaanse cijfers uit het jaar 1944. Er werden in dat jaar 40.000 nieuwe Amerikaanse schepen in dienst gesteld. De Amerikanen voerden hun aantal vliegtuigen op tot 37.000 en gaven sedert 1 januari 1942 meer dan 66 miljard dollar uit. Ja, dat geld. Dat kwam er eindelijk ook voor de illegaliteit. Op 10 januari 1944 voteerde de regering te Londen 30 miljoen gulden voor het verzet en de hulp aan onderduikers. Daaraan ziet u hoe het verzet sinds 1940 in aanzien was gestegen! Prins Bernhard was zelfs opperbevelhebber van de Binnenlandse Strijdkrachten geworden in 1944. Er kwamen heuse generaals bij en hoge politiemensen en leiders van allerlei rang en slag, en ook een heleboel gewone lieden die zich tot dan toe gedrukt hadden, en aan het einde van het bedrijf was het zo, dat volgens een Amerikaanse biograaf een prins het verzet had georganiseerd en, behalve de nsb'ers die waren opgepakt, er vrijwel niemand meer was overgebleven, die geen heldenrol had vervuld. Tot zelfs de industriëlen, die door voor de Duitsers te werken, de machines (grondslag voor onze nieuwe welvaart) voor Nederland hadden gered. | |
[pagina 252]
| |
Ik ben benieuwd of u, lezer van nu, iets afweet van het jaar 1944? Dat zal wel niet, want er is duizend, honderdduizend malen meer niet genoemd dan wel genoemd. In Duitsland probeerden officieren Hitler te vermoorden en dat mislukte en toen werden ze zelf vermoord. In Warschau kwamen de Polen in opstand en op enkele kilometers afstand keken de Russen toe hoe ze door de Duitsers afgeslacht werden. Een verschrikkelijk drama en toch is het raadselachtig hoe een mens daar jaren later op reageren kan. Vlak na de oorlog, dat wil zeggen een maand of vijf later ongeveer, ging ik naar Duitsland, beroepshalve. Voor een Duitse vrouw, die met een Hollander was getrouwd, lang voor de oorlog, en die de lange bezetting door goed was geweest, zou ik de familie opzoeken om te berichten hoe het ging. Een broer van deze vrouw was musicus. Hij was soldaat geweest als alle Duitsers en hij had Warschau meegemaakt. Hij had er een prachtig ‘Klavier’ staan en dat was hij in de ‘Wirbel’ kwijtgeraakt. Hij speelde weer, op een nieuwe piano, maar die was lang niet zo goed. Dar instrument daar in Warschau, elke toon als een pareltje...!
Zo zie je. En in Nederland staakten de spoorwegmannen in de loop van 1944. Dat was heel flink, nadat ze eerst alle joden netjes naar Westerbork en eventueel verder hadden getransporteerd. Nee, nee, ik bedoel dit niet hatelijk. Het behoort allemaal bij die raadselachtige mens, die op dat verwarde toneel van 1944 op de planken verscheen, die zijn beslissende rol speelde in het beslissende jaar 1944, een jaar van wereldhistorische betekenis. Hij is er ons niet duidelijker door geworden. Wel duidelijker een zin, die in een van de protestantse kerkelijke gebeden voorkomt en waartegen ik in mijn jeugd nogal gefoeterd heb. Dit ‘Opdat wij een gerust en stil leven leiden mogen...’ Een saaie geschiedenis? Maar niet zo stil als de roerloze kruisen op het oorlogskerkhof van Margraten... En wat die gerustheid betreft? Bent u inmiddels alweer bang geworden van de atoombom en de ‘overkill’? 11 januari 1964. |
|