de bevolking wekte. Zij waren communisten. Fijn gezien van die Duitsers. Daar konden toch velen minder bezwaar tegen hebben, ook al bleven ze het voor afkeurenswaardig houden. De affaire van de tweede distributiestamkaart begon te spelen. Maar dat is een onderwerp dat net zo goed tot later kan wachten. De geallieerde opmars aan de fronten. Dat is zo'n leugenachtig quasi-zakelijk thema, want ‘front’ en ‘opmars’ en ‘terugtocht’ zijn synoniem met dood en moord en lijden en bloed. En dat past maar slecht bij onze kerstboom en dito kransjes.
Tussen mijn boeken zie ik een Duitse titel. Du hast mich heimgesucht. Drie honderd en zestien bladzijden, kleine druk, met berichten en brieven van ter dood veroordeelden. Uit alle bezette landen, maar ook uit Duitsland.
Roger Péronneau, een student:
‘Vergeef me het kwaad dat ik gedaan heb en het goede dat ik niet deed. Mijn testament kan kort zijn: ik bezweer jullie, je geloof te bewaren. Voor alles: geen haat tegen degenen die mij doodschieten. Hebt elkander lief, heeft Jezus gezegd, en de religie, waartoe ik teruggekeerd ben, en waarvan u niet aflaten zult, is een religie van liefde...’
Cato Bontjes van Beek, een meisje van 23 jaar uit Bremen: ‘...Ik ken geen haat, maar ik houd van alle mensen, tot het laatste toe, van alle, alle...’
Heinz Strelow, dichter, nog zeer jong:
‘Ik wil dat u het weet, moeder, ik zal een rustig en licht einde hebben. Alles heeft een mild gezicht. Wat me het meeste drukt is de gedachte aan u... Ik hoop dat de oorlog gauw uit zal zijn. Dan zullen jullie allemaal rustiger en beter kunnen leven. Prettig, dat je dan nog de tuin hebt, met bloemen en bomen en wolken. Daarvoor moet men zich buigen en er zich steeds weer aan overgeven, ondanks alles...’
Jarosjaw Ondrousek, student uit Tsjecho-Slowakije, 20 jaar: ‘Vader, weet je, het is schoon te sterven in de hoop op een betere toekomst voor alle mensen. Maruschka wees een goed lid van de mensen-familie. Als het morgen wordt zal ik jullie toelachen, met de avondster zal ik jullie groeten. Moge liefde op aarde heersen, niet de haat.’
En dit schrijft Kim Malthe-Bruun, een Deense scheepsjongen, die ter dood gebracht werd, over zijn beulen: ‘...De Gestapo bestaat uit zeer primitieve mensen, die zich bekwaamd hebben in de niet geringe kunst zwakke zielen te ringeloren en te doen schrikken. Kijk je ze echter tijdens zo'n verhoor wat scherper aan, dan ontdek je een allesoverheersende ontevredenheid bij hen... Mocht je ooit in handen van de Gestapo vallen, kijk ze dan recht in de ogen. De enige verandering die plaatsgevonden heeft, is dat ze nu over je materiële existentie beslissen kunnen. Voor het overige zijn ze hetzelfde schuim gebleven... Treed ze rustig, zonder haat, zonder verachting ook tegemoet.’
Na een vreselijke marteling schrijft hij:
‘Nog een merkwaardig iets. Ik ervoer absoluut geen haat. Mijn lichaam beleefde iets, het was nog maar het lichaam van een knaap en het reageerde als