aversie tegen de ‘heren op het groene kussen’ werd door velen gedeeld. De proclamaties van de Nederlandse Unie in het begin van de bezettingstijd en de commentaren van het toenmalige driemanschap waren nu ook niet het beste middel om de democratische geest onder ons volk te versterken. Juist in die dagen van 1943 verscheen er in Nederland een clandestien gedrukte brochure van Boisot (een naam waarachter zich een bekend diplomaat buiten bezet gebied verborg) waarin gepleit werd voor een sterk centraal gezag, en dat is altijd een gezag dat bepaalde bevoegdheden van een parlement en van vrije burgers aan zich trekt.
In de bevrijde gebieden werkte de amgot, een organisatie van de geallieerden, waarin de geheime diensten van de Amerikanen een grote rol speelden. Hoe die over progressieve denkbeelden dachten is na de oorlog bekend geworden en blijkt ook thans nog telkens. Er was maar heel weinig voor nodig om door deze heren als communist beschouwd te worden. Badoglio, de Italiaanse zaakwaarnemer na de val van Mussolini, weigerde linksgerichte anti-fascistische groeperingen in zijn kabinet op te nemen. In Joegoslavië werkten vele anti-Duitse militairen liever met de vijand samen dan met Tito, Polen, Grieken en wat er allemaal nog meer mocht zijn, overal zat men met de erfenis van hele of half-militaire of dictatoriale regeringen van voor de oorlog. Generaals speelden een grote rol en het is dan ook niet onnatuurlijk dat in Nederland die behoefte aan een ‘sterk centraal gezag’, een hervatte staat van beleg enzovoort vooral ook in militaire kringen, de bs bijvoorbeeld, met gejuich werd begroet.
Maar er waren ook andere stemmen en ik kan ter illustratie daarvan het beste een der illegale bladen aan het woord laten. Trouwens, de gehele ondergrondse pers was in deze zaak vrijwel unaniem dezelfde mening toegedaan.
‘...De aankondiging van een gemilitariseerd bestuur eist de verzekering, dat de democratische en grondwettelijke rechten en vrijheden geëerbiedigd zullen worden en geen dag langer beperkt dan absoluut noodzakelijk is. Het zijn juist deze rechten, die drieëneenhalf jaar lang ontkend en vertrapt zijn en vanzelfsprekend is ons volk uiterst gevoelig op dit punt... Wij zijn een mondig volk! Wij hebben drieëneenhalf jaar onrecht, dwang, dictatuur en “Maul halten” achter de rug.
De besten onder ons volk offerden goed en bloed voor de democratische rechten en vrijheden, waarover de propaganda uit Londen zo fel en hartroerend spreken kan... Ons volk is bezorgd voor deze rechten en vrijheden, het is onze oogappel, ons kostbaarst bezit! Nu... maar ook straks!...’
Dat er om velerlei redenen van veiligheid, oorlogvoering, bestraffing oorlogsmisdadigers enzovoort enzovoort tijdelijk grote bevoegdheden aan het gezag moeten worden verleend, ontkent niemand. Men erkent dat het allereerst nodige is: ‘Dienen! Hard werken! Gehoorzamen!’
Maar dan vervolgt het blad:
‘Er zijn ongetwijfeld lieden in ons vaderland, die in deze staat van beleg en een volk dat “Zwijgt en gehoorzaamt” hun hoogste staatkundige idealen verwe-