In de schaduw van gisteren
(1967)–H.M. van Randwijk– Auteursrechtelijk beschermdVooruitzien in het donkerA.D. 1963 is de Nederlander eraan gewend geraakt, dat kabinetsformaties nogal wat tijd, veel tijd!, in beslag nemen. Problemen van bestuurlijke en representatieve aard bestonden er ook in de bezettingstijd. Ze hebben eindeloos veel gepraat en misverstanden opgeleverd, maar zeg daar nu eens wat van! In het licht van de na-oorlogse ervaringen komt er zelfs voor deze warboel een kleine bewondering, wanneer men oog krijgt voor de eensgezindheid bij alle verdeeldheid en voor het gehalte loyaliteit jegens de regering in Londen, het vaderland en zelfs jegens elkaar, die ondanks alle, bijna tot veten uitgroeiende tegenstellingen, bleef bestaan. Ziezo, die zin is neergeschreven. Met veel bijzinnetjes en komma's en als | |
[pagina 221]
| |
zodanig een weerspiegeling van de gecompliceerde situatie waarover we hier schrijven. Eigenlijk zouden we met ons verhaal vóór mei 1940 moeten beginnen en het kleine, zelfgenoegzame, verdeelde volkje schilderen, dat ondanks Zuiderzeewerken, de harde gulden (met 400.000 werklozen) en Indië, ‘waar wat groots verricht werd’, klein was in alles waarin een klein volk klein kan zijn. De Duitsers verrasten ons, in mei 1940, in onze slaap. Jawel! Niet alleen wat de tijd op de klok betreft maar ook figuurlijk. ‘Ga maar rustig slapen,’ werd ons trouwens door de hoogste regeringspersonen aangeraden. Nou, dat deden we dan. Toen de Duitsers er eenmaal waren was onze koningin weg en met haar onze regering. Op de departementen kregen de secretarissen-generaal het heft in handen. Ambtenaren! En van sommigen van hen kan men zeggen: En of, en wat voor soort ambtenaartjes, priegelmannetjes! En nog gevaarlijk bovendien! Vlak daarop werden de politieke partijen, vakbonden en dergelijke ontbonden, de pers tot professionele leugenaar gemaakt, de radio tot een verlengstuk van de vijandelijke propaganda. In september 1941, anderhalf jaar na de komst van de Duitsers, werden de provinciale en gemeentelijke besturen afgeschaft. De Staten-Generaal functioneerde vanaf de eerste bezettingsdag niet meer. Wilt u, die het allemaal niet meegemaakt hebt of, zoal levend in die tijd, andere zorgen hebt gekend, even zeggen, hoe een volk onder die omstandigheden het politieke gesprek moet gaande houden, de onderlinge consultatie moet regelen, het contact met de officiële regering in stand moet houden, een representatie bij de bezetter moet opleveren enzovoort, enzovoort? En, moeilijker nog, wat er zou moeten gebeuren wanneer de Duitse macht ineen zou storten (en niemand dacht er in die tijd aan dat dit nog wel een jaartje of vier, vijf zou aanlopen): de regering zou nog in Londen bivakkeren. Wat te doen met vooroorlogse vertegenwoordigende lichamen als Staten-Generaal, ambtenarenkorps, de politie, het leger en noem maar op, die goeden en kwaden, getrouwen en landverraders, dapperen en lafaards in hun midden hadden. Men kon deze apparatuur toch niet zomaar weer aan het draaien brengen, zonder dat er geselecteerd en gezuiverd was!
Het hele slagveld van plannen en heel of half geheime groepen en groepjes overziende, zijn er toch wel enkele grote lijnen te onderscheiden. We trekken ze hier. Een ietwat vervelende bezigheid ook voor de lezer om ze te volgen, maar onmisbaar wanneer men iets van de latere ontwikkeling wil begrijpen. Laten we aannemen, dat u dat wilt. 1. In Londen maakte de regering plannen. Al heel vroeg, heel alleen, aanvankelijk zonder enig contact met de bezette gebieden, later een zwak en vaak misleidend contact, ten slotte een goed functionerende verbinding. Maar toen zaten we al ver in de tweede helft van de oorlog. Toen ging het ook beter, konden nog heel wat fouten hersteld worden, ook al bleven er vele gehandhaafd. 2. Het geallieerd opperbevel maakte ook z'n plannen wat met Nederland te | |
[pagina 222]
| |
doen als de Duitsers afgetrokken, verslagen waren of in ieder geval opgehouden zouden hebben het land de facto te besturen. Het heeft de Nederlandse regering heel wat moeite gekost van het geallieerd opperbevel gedaan te krijgen dat dit als een zuiver Nederlandse aangelegenheid werd beschouwd, die we zelf konden oplossen. 3. Binnenslands was er allereerst de od, Orde Dienst (veelzeggende naam! orde!), een organisatie onder leiding van officieren, die zich de rechtmatige voortzetters achtten van het militaire bewind ingesteld bij de afkondiging van de Staat van Oorlog en Beleg, in de dagen van vóór mei 1940, toen we nog alles vreesden, alles hoopten en op vrijwel alles verkeerd of slecht voorbereid waren. Deze od-leiding bereidde in bezettingstijd een militair bestuur voor, ontwierp wetten en wetjes, benoemde voor straks burgemeesters enzovoort enzovoort, beschouwde zich als het rechtmatige verlengstuk van de regering te Londen en dreigde eens elke politicus of burger, die ‘Van Hogendorpje zou willen spelen’ (met andere woorden tijdelijk en in afwachting van de officiële regering alhier bestuursbevoegdheden zich zou toeëigenen), te zullen oppakken. Lag voortdurend met de politieke groepen, hieronder genoemd, overhoop, hetgeen aanleiding was tot een komieke telegram- en notawisseling met Londen in een later stadium van de oorlog. De od heeft z'n zin niet gekregen. Niemand trouwens helemaal. 4. Het Groot Burger Comité, voortgekomen uit het zogenaamde Politieke Convent, een groep van politici, samengesteld uit telkens twee afgevaardigden van elke politieke partij (behalve de hele kleintjes en de communisten), dus katholieken, antirevolutionairen, christelijk-historischen, liberalen en socialisten. Met eerwaardige namen als ColijnGa naar eind54, SchoutenGa naar eind55, Van WalsumGa naar eind56, DreesGa naar eind57, Vorrink, JoekesGa naar eind58, Telders, enzovoort. Deze deden vooral in het begin goed werk door de secretarissen-generaal eraan te herinneren, dat zij niet mochten meewerken aan een verandering van de nationale wetgeving, nu de regering in Londen zat en het parlement was uitgeschakeld. Geholpen heeft het niet. Individueel waren enkelen van hen felle verzetsmensen, die soms openlijk in geschrifte (als bijvoorbeeld Telders in het Liberale Weekblad), maar vooral tussen de ruïnes van hun vroegere partij-apparaat, veel deden om de verzetsgeest aan te wakkeren. Ze hielden zich al in 1940 met na-oorlogse problemen bezig, ze maakten zich nuttig door de wilde, onnationale oogmerken van de Nederlandse Unie (onder andere onder leiding van De Quay) te dwarsbomen. Uit hun midden werd om veiligheidsredenen een kleiner werkcomité benoemd, onder de titel van Nationaal Comité. Dit wierp zich, tot ergernis van de od, op tot een soort rechtmatige vertegenwoordiging, hier in bezet gebied, van de Londense regering, kreeg zelfs berichten uit Londen dat het allemaal in orde was, dat men dus als zodanig werd erkend, en ontwierp dus ijverig proclamaties voor het grote moment van de Duitse aftocht:
Landgenoten!... In dit grote uur richt zich tot u met machtiging van Harer Majesteits Rege- | |
[pagina 223]
| |
ring in Londen, het Nationaal Comité, dat optreedt als voorlopig bewind... ...Het vertegenwoordigt door zijn samenstelling de grote geestelijke stromingen en groeperingen van het Nederlandse volk... De eerste taak is: het handhaven van orde en rust in het gehele land...
Om al die grote geestelijke stromingen te vertegenwoordigen had het groepje zich uitgebreid met een paar mannen van buiten de bekende politieke organisaties of om zo te zeggen beroepspolitici, edoch... (een mooi woord in dit plechtige verband) het contact met Londen liep via de beruchte verrader Van der Waals. De boodschappen van de regering waren gefingeerd en in april 1943, om precies te zijn op de eerste april, werd het net door de Duitsers dichtgehaald. De meesten verdwenen in gevangenissen en concentratiekampen, enkelen kwamen niet terug. Het bleef een tijdje stil. Nochtans werd in 1944 een nieuw comité opgericht, genaamd Tweede Nationaal Comité, later genoemd Vaderlands Comité. Die naamsverandering was nodig, want inmiddels was er ook al een ander Nationaal Comité opgericht, in een ander milieu trouwens. Maar daarover hieronder. Dat Vaderlands Comité overigens heeft een min of meer officiële rol gespeeld. Het werd, toen de verbindingen met Londen beter en betrouwbaarder waren geworden, door de regering erkend in een adviserende functie, maar niet als representatie van het Nederlandse volk en niet als voorlopig bewind voor als het eenmaal zo ver was. In de winter van '44-'45 werd er van Londen uit nog weer een ander comité samengesteld, namelijk het College van Vertrouwensmannen van de Regering, welk college eigenlijk ook weer de kous op de kop kreeg toen bij de bevrijding ons land overstroomd werd door geüniformeerde ambtenaartjes, die gezamenlijk het Militair Gezag vormden. Dat was het! Niet de od. Niet het Nationaal Comité. Niet het Vaderlands Comité. Niet het verzet!... Pardon, daarover hebben we nog niet gesproken en, vreemd genoeg, daarmee hadden de concipieerders van al die comités nauwelijks gerekend. 5. Het verzet dus. We bedoelen daarmee het georganiseerde verzet, opdat het niet zo zou lijken alsof onder de hiervoor genoemde initiatiefnemers geen lieden zouden zijn geweest die zich van het begin tot aan het eind, en dat was vaak de dood in gevangenis of concentratiekamp, tegen de Duitsers zouden hebben verzet. We noemen bijvoorbeeld Telders, Wiardi Beckman, Vorrink, RutgersGa naar eind59. Ook in verzetskringen groeide, vooral na de grote april-mei-staking, die behoefte aan coördinatie en leiding. Maar hoe waren de groepen tot elkaar te brengen, waarvan men namen en adressen niet kende, niet precies wist wie en wat er achter stak, nauwelijks de importantie kon schatten enzovoort enzovoort? Om deze, werkelijk grote!, moeilijkheid te omzeilen deed men in verzetskring min of meer hetzelfde als in de contreien van politici en officieren. Men proclameerde zichzelf eenvoudig als het representatieve en leidinggevende lichaam van het verzet. Zo ontstonden in de voorzomer van 1943 De Raad van Verzet in het | |
[pagina 224]
| |
Koninkrijk der Nederlanden en het Nationaal Comité, dat zich om verwarring met het politieke Nationaal Comité (zie boven) te voorkomen, noemde Nationaal Comité van Verzet. Daar waren ze dus. Het is ze evenmin als alle anderen gelukt hun (goedbedoelde) pretentie waar te maken. Ze zijn tot het eind van de oorlog blijven bestaan, niet als representanten of leiders van het verzet, maar als verzetsgroep naast andere verzetsgroepen.
De waarlijke oplossing van het probleem was moeilijker en ingewikkelder. Wat in feite tot alle spelers op dit onoverzichtelijke en verwarde toneel moest doordringen was dit: Voor de regering te Londen: in bezet gebied waren nieuwe accenten in het politieke leven en in de politieke groepsvorming ontstaan, die bij de bevrijding als zodanig wilden worden erkend. Voor de od: Er is geen rechtstreeks doortrekken van de gezagssituatie van voor mei 1940 naar de na-oorlogse tijd mogelijk. Voor de politici: Er is, naast en dwars door de vooroorlogse partijen iets nieuws ontstaan, namelijk het georganiseerde verzet. Een representatieve of adviserende functie is alleen mogelijk wanneer de politici handelen in samenwerking met dit verzet. Voor het verzet: Hoe nuttig ook uw functie, het is een eis van continuïteit en van democratie dat het vertegenwoordigende lichaam van het verzet op democratische wijze ontstaat en samenwerkt met de uit de vooroorlogse schema's ontstane politieke comité(s).
En zo is het dan ook gebeurd. In de winter van 1944-'45 was een democratisch opgebouwd vertegenwoordigend lichaam van het verzet gereed, de zogenaamde cc of Contact Commissie. Het Vaderlands Comité werkte hiermee samen door een van zijn afgevaardigden, die zelfs als voorzitter van de cc optrad. De od beschouwde zich tot het einde toe als een buitenbeentje, tot ook deze heren door de vorming van de bs (Binnenlandse Strijdkrachten) werden ingeschakeld en daarin ten slotte de taak toegewezen kregen die het meest op hun vroegere aspiraties leek, namelijk naast het strijdend gedeelte vormden zij de zogenaamde bewakingstroepen... Maar dan zijn we reeds in 1945. Hoe het zij, aan het eind kwamen de vanuit Londen benoemde Vertrouwensmannen. Die onderhandelden met de Duitsers over wapenstilstand, voedsel droppings, enzovoort alsof er geen cc en geen verzet bestond. En toen kwam het Militair Gezag, dat handelde alsof er geen Vertrouwensmannen bestonden. Maar dan is de oorlog al voorbij. Als u uit bovenstaande wijs kunt worden bent u een hele piet. Ik zei het al, u moest er even doorheen om de kroniekjes van hetgeen vanaf de herfst 1943 in Nederland gebeurde te kunnen begrijpen. Vervelend? Het was ook allemaal tamelijk vervelend. Maar eerlijkheidshalve | |
[pagina 225]
| |
moet worden gezegd: even onvermijdelijk als vervelend. En zo moet u dit kroniekje ook maar beschouwen. 31 augustus 1963. |
|