Het landoorlogreglement laat requisities alleen toe ten behoeve van het bezettingsleger. Deze grens mag niet overschreden worden.
Medewerking is dus verboden aan: de uitvoering van verordeningen die deze vorderingen anders of verdergaand regelen (en dat was bijna steeds het geval, Sj.v.V.), tenzij deze uitvoering alleen strekt tot verzachting van het oorlogsleed of bevordering van een gelijkmatige druk over de gehele bevolking.
Medewerking is verboden aan de opsporing en gevangenneming van gijzelaars.
Medewerking is verboden aan iedere handeling die het in militaire dienst nemen van Nederlandse onderdanen bevordert of mogelijk maakt.
Medewerking is verboden aan de opsporing der verordeningen ten aanzien van het opsporen en gevangennemen van joden.
Een onjuiste opvatting van de gegeven aanwijzingen door een hoger geplaatste of een door deze in strijd met die aanwijzingen gegeven opdracht ontslaat de lager geplaatste niet van zijn plicht en zal niet als verontschuldiging kunnen worden aanvaard.’
Dergelijke taal maakte het leven van de ambtenaren (althans van hen die er zich iets van aantrokken) er niet aangenamer op. Later in de bezettingstijd heeft de Regering te Londen zich achter dit commentaar geplaatst. Het bracht op zijn eigen wijze de oorlog, met zijn gevaarlijke beslissingen, zijn ondraaglijke verantwoordelijkheid, zijn gevaren, ook in het leven van de eerzame ambtenaar, de politieman, de bestuurder.
Vraag mij nu niet hoe men zich aan deze aanwijzingen gehouden heeft. Daar valt heel wat over te zeggen en nog meer over te zwijgen. Het na-oorlogse Nederland heeft kennelijk in overgrote meerderheid besloten er de (Duitse) Schwamm overheen te halen. Wel steekt de huidige collectieve bereidheid de vrijheid desnoods met een collectieve atoombom te verdedigen merkwaardig af tegen de toen aanwezige aarzeling dergelijke beslissingen individueel te nemen. Maar genoeg hierover.
Wat ik in dit artikel bedoelde te zeggen is, dat in deze tijd, nu twintig jaren geleden, vrijwel alle Nederlanders op de een of andere wijze in de knoei kwamen.
Vrij waren alleen maar diegenen, die volledig voor het verzet gekozen hadden en voor een onvoorwaardelijk neen tegen de Duitsers. Daarom zei de dichter Nijhoff eens: Ik heb me nooit zo vrij gevoeld als in de bezettingstijd...
Maar dat zal niet iedereen begrijpen.
8 juni 1963.