In de schaduw van gisteren
(1967)–H.M. van Randwijk– Auteursrechtelijk beschermdDe vijfdaagse oorlog der burgersDe dagen van de Februaristaking in 1941 zijn wellicht de ontroerendste uit de bezettingstijd, de dagen van 30 april tot 4 mei '43 de merkwaardigste en wellicht heldhaftigste. Ze zijn bekend gebleven in onze geschiedenis als de april-meistaking, men heeft ook wel de naam ‘plattelandsstaking’ gebruikt of ‘boerenstaking’, en wel omdat de schokkende gebeurtenissen nauwelijks of in het geheel niet tot de grote steden doordrongen en omdat de boeren er een grote rol in speelden (hoewel zij zeker niet alleen! De staking begon in het Twentse industriegebied, en de mijnwerkers, de scheepsbouwers langs Noord en Merwede, de fabrieksarbeiders van Eindhoven, de Zaanstreek en hier en daar de ambtenaren - ptt - hebben er heldhaftig hun deel in bijgedragen). Laten we in het kort de ouverture tot dit grandioze spekstakelstuk samenvatten: De krijgskans aan de fronten in Rusland en Afrika is gekeerd. De geallieerde bombardementen op Duitse steden nemen toe. Hitler heeft reserves nodig voor het slagveld en nieuwe lichtingen arbeiders voor zijn industrie. Hij richt zijn slavenjacht in versterkte mate op het Nederlandse mannenreservoir. In nsb-kringen spuit men opvattingen dat Nederland 50.000 soldaten voor het Oostfront moet leveren. Om de bezette gebieden in zijn greep te houden versnellen de Duitsers hun poging tot nazificering en gelijkschakeling. Dat betekent meer intimidatie, meer terreur, meer dwang. Het lukt maar zeer gedeeltelijk. De Nederlandse studenten weigeren in meerderheid hun hoofd te buigen. De artsen laten zich niet gelijkschakelen. De burgemeesters weigeren hun medewerking aan de registratie van de slaven. Vele arbeiders duiken onder. De ondergrondse verzetsstrijders roven distributiekantoren leeg en vernielen bevolkingsregisters. De Duitse klassieke methode om telkens de ene bevolkingsgroep tegen de andere uit te spelen, door de één te grijpen en de ander een gevoel van veiligheid te geven, mislukt. | |
[pagina 192]
| |
Jood en niet-jood, werkloze en werkende, arbeider en boer, middenstander en ambtenaar, allen voelen zich gelijkelijk bedreigd. Het verzet en de verzetspers laten dit duidelijk merken en vertellen het volk dat niemand meer veilig is en dat daarmee allen voor de keus komen te staan ‘soldaat of slaaf’ te zijn. Voor gewone mensen, als we allemaal zijn, geen prettige keus, maar de successen van de geallieerden op alle fronten wekken de indruk, dat het einde van de oorlog nabij komt en dat we naar een verschrikkelijke maar korte slotapotheose van het drama toegroeien. Het Nederlandse volk, gekrenkt en gezond, wil daarin niet werkeloos toezien. Het was allemaal te vroeg en Churchill had juist in die dagen gezegd het Duitse beest in 1944, in ieder geval in 1945 te kunnen vangen. En het was nog pas april 1943. Maar dat behoefde niet te betekenen dat Holland en West-Europa niet eerder aan de beurt zouden komen. In de Londense radio wordt steeds nadrukkelijker over het uur der bevrijding gesproken. De aansporingen tot verzet, door de Nederlandse regering en de sprekers van Radio Oranje, worden duidelijker en betekenisvoller. En onderwijl wordt het karig rantsoen steeds kleiner.
Op 29 april 1943 maakt de Wehrmachtsbefehlshaber, General der Flieger Fr. Christiansen, bekend, dat de leden van de voormalige Nederlandse weermacht terstond opnieuw in krijgsgevangenschap worden weggevoerd. Hij zal de betrokken personen in de dagbladpers tot persoonlijke aanmelding oproepen. Wie aan de oproep geen gevolg geeft of tracht zich op andere wijze aan het krijgsgevangenschap te onttrekken, moet op de strengste maatregelen rekenen. Dit geldt eveneens voor personen die de betrokkenen bij dergelijke pogingen ondersteunen. Het opmerkelijke in dit bevel is, dat de Duitsers geen uitzonderingen aankondigen. Het gaat niet meer om officieren en niet het lagere personeel, niet meer om de plutocratenzoontjes alleen of alleen maar om de werkloze ‘nietsnutters’, het gaat niet om bepaalde jaarklassen, het treft niet alleen de industriearbeiders maar thans ook de boeren. En er zijn net zo veel mensen mee gemoeid als er in de meidagen van 1940 in dienst waren, dat wil zeggen honderdduizenden! Sommige Duitse leiders hebben kritiek geleverd op de domme redactie van dit bevel, dat wel door Christiansen was ondertekend maar in Berlijn was opgesteld. Nu was er niets meer over om op het egoïsme van de vrijgestelden te speculeren, niets meer om het volk te verdelen, nu joeg men zelf het hele volk te hoop. En zo was het ook! Het begon donderdagmiddag 29 april in Hengelo bij de machinefabriek van Stork. Nog dezelfde dag breidde de stakingsgolf zich uit over vrijwel de gehele Twentse industrie. Het sloeg de volgende dag en de dag daarop over naar Zwolle, Groningen, de mijnstreek, Eindhoven, Langstraat, het industriegebied langs de grote rivieren in Zuid-Holland, Delft en Den Haag, de Zaanstreek en Velsen, het platteland van Friesland, de kop van Noord-Holland, Alblasser- | |
[pagina 193]
| |
waard en Krimpenerwaard en Noord-Brabant. De arbeiders bleven thuis, middenstanders sloten hun zaken, boeren weigerden hun melk in te leveren en de melkrijders weigerden te rijden. Telefonistes liepen weg van hun toestellen, gemeentelijke bureaus liepen leeg. De Duitsers kondigden het politiestandrecht af. Op samenscholingen van vijf mensen en meer werd direct geschoten. Stakers werden gevangengenomen en in groepjes, zonder vorm van proces of na een korte rechtszitting, neergeknald. Werkgevers en burgemeesters werden verplicht lijsten met namen van de stakers in te leveren. De meesten, maar niet allen!, weigerden, sommigen principieel, anderen omdat de algemene stemming van verzet het eenvoudig niet toeliet. Directeuren en bazen werden als gijzelaars gevangengenomen om gefusilleerd te worden als de arbeiders de volgende dag niet aan het werk waren. Duitse vliegende colonnes patrouilleerden door de kleinste gehuchten en grepen erg gemakkelijk naar hun wapens. Er vielen vele doden! Op 3 mei was, behalve in Friesland en Noord-Brabant, bijna iedereen weer aan het werk. Meer dan tachtig personen waren ter dood veroordeeld en geëxecuteerd, ongeveer zestig waren zomaar neergeknald. Honderden gevangenen waren gemaakt... (Gezien de emotionaliteit en de omvang van de staking eigenlijk een ‘klein’ getal. Vooral als men het vergelijkt met de wijze waarop de Duitsers in Oost-Europa plachten op te treden. Waarlijk, op hun manier toonden ze zelfbeheersing)
Hoewel de spanning al het hele voorjaar van 1943 in de lucht zat overviel de staking toch vrijwel iedereen. De berichtgeving uit Londen bleek duidelijk bij de feiten ten achter te zijn. Ook de ondergrondse pers kon de snelle gang der gebeurtenissen niet bijbenen. Het drukken van de krantjes en de verspreiding ervan kostte veel tijd, moest telkens lang van te voren worden voorbereid en het blad had soms vele dagen nodig om van drukker tot lezer te geraken. Wel zou er gelegenheid geweest zijn voor kleine regionale bulletins of oproepen, maar bijna niemand waagde zich eraan op zo'n dramatisch en gevaarlijk punt de verantwoordelijkheid te aanvaarden, hetzij voor het parool ‘doorstaken’, hetzij voor het advies ‘weer beginnen’. Daarvoor was overleg nodig met de centrale leidingen van de verschillende verzetsgroepen. Hoe duidelijk de spanning in die eerste maanden van 1943 steeg en hoe snel het besef doordrong dat er grote dingen te gebeuren stonden, bewijst het feit dat juist in het voorjaar van 1943 er in de ondergrondse kringen behoefte groeide aan meer organisatie en coördinatie, aan een landelijk verzetscentrum, een autoriteit over allen. Ongeduld geboren uit de grote nood bracht sommigen ertoe zich op eigen gelegenheid, zonder behoorlijk overleg, als zodanig op te werpen. Zo ontstond het ‘Nationaal Comité van Verzet’, de ‘Raad van Verzet’, en in diezelfde dagen ook nog het ‘Hoofdkwartier van Verzet’. Uit die dagen stammen mijn eerste contacten met mannen als Neher (Nationaal Comité), Gerben Wagenaar en Gerrit van der Veen (Raad van Verzet) en anderen. Het leidde tot soms felle discussies over het recht en het nut dergelijke overkoepelende, met autoriteit beklede toporganisaties in het leven te roepen. | |
[pagina 194]
| |
Bij voor- en tegenstanders ging het niet om persoonlijke macht of eer, niet om politiek gewin, maar om grotere problemen van illegale techniek en vooral ook om de angstig snel groeiende verantwoordelijkheid, nu het verzet in omvang en aantal toenam, de oorlogsontwikkeling tot steeds rigoureuzer en gevaarlijker maatregelen dwong en langzaam aan de grote krachtmeting zich begon af te tekenen. Die gecoördineerde overkoepelende organisatie van het verzet zou pas later en dan op een veel democratischer wijze tot stand komen.
Opvallend is dat de grote steden niet of nauwelijks aan de april-mei-staking hebben deelgenomen. Prof. Bouman noemt in zijn boek over de stakingGa naar eind51 daarvoor gronden, die hij als socioloog voornamelijk in regionale- en groepseigenschappen zoekt. Ook leek hem de klap die bijvoorbeeld de Amsterdamse bevolking bij de Februaristaking had opgelopen, nog niet geheel verwerkt. Ik geloof niet zo in het belang van deze factoren. Het nut van de 1943-staking was niet zo groot. Ook van de Februaristaking niet, maar deze had toch een heel ander karakter. Het ging daar om menselijke solidariteit, die nutteloos mág zijn, omdat de waarde naar totaal andere maatstaven gemeten wordt. De april-mei-staking bevatte veel meer wrevel, haat, bedreigd zijn en tegelijk uitdaging. Er waren heel wat mensen op grond van argumentaties uit de verzetstechniek, tegen deze staking. Een vroegtijdige, te vroege Duitse klap zou wel eens kunnen bewerkstelligen dat men, op het moment dat het straks werkelijk nodig was, de lust tot staken had verloren. De ondergrondse voorbereiding tot een totaal verzet eiste tijd, organisatie, geduld en leiding. Dat alles was in 1943 afwezig. Ik geloof dat men daar in de steden meer begrip voor had dan op het platteland. Er was, in dat stadium tenminste, ook meer verzetservaring in de steden, om de eenvoudige reden dat de Duitse terreur er vroeger was begonnen. De leiders van de ondergrondse pers waren vrijwel in hun geheel gerecruteerd uit de grootstedelijke bevolking, de joden woonden in de steden, de meeste werklozen woonden er, de studenten hadden er hun bivak, er heerste het eerst en het ergst honger. De plattelandsbevolking was lange tijd van deportatie vrijgesteld, de mijnarbeiders eveneens, ook vele arbeiders uit andere ‘kriegswichtige’ bedrijven. In het voorjaar van 1943 voelden zij de eerste rechtstreekse bedreiging, die anderen al sinds 1941 hadden ervaren. Daarom reageerden zij nu, en ze reageerden prompt, fel, dapper, hartstochtelijk en... wild. De militaire toestand aan de fronten en de verwachting van komende grote gebeurtenissen vormden een extra stimulans.
De werkelijk grote betekenis der april-mei-staking lag in het feit, dat er iets was gebroken, een innerlijke rem, een schrik-verstarring tegenover de Duitse macht, een fatsoensbarrière, die moest worden genomen aleer een nette en vaak christelijke burgerman bereid was staker, saboteur te worden. Gegroeid was het besef dat de Duitse terreur allen belaagde, dat voor wie niet de weg van het verraad koos, de weg van het verzet de enig mogelijke was. De geruchten over daden van grote moed, die Nederlanders in noord en zuid | |
[pagina 195]
| |
hadden betoond, werkten beschamend en inspirerend. Het snelle verloop van de staking had besef gekweekt voor de noodzaak van organisatie en leiding. Kortom, men had de generale repetitie achter de rug en men was er niet aan kapotgegaan. De daaropvolgende drieste maatregelen van de even overmoedig geworden Duitsers zouden ertoe bijdragen dat het volk niet meer tot rust zou komen. De Nederlandse burger had zijn vijf oorlogsdagen gehad. Hij was niet verslagen, had niet gecapituleerd. Van nu af aan was hij in de opmars. God zij dank tegelijk met de geallieerde legers. 4 mei 1963. |
|