In de schaduw van gisteren
(1967)–H.M. van Randwijk– Auteursrechtelijk beschermdDe officieren gaan! (I)Een officier in het militaire apparaat (ik bedoel dus niet het Leger des Heils) is een merkwaardig gespleten mens. Gedeeltelijk opgevoed in een middeleeuwse traditie van eer en ridderlijkheid, wordt hij anderzijds opgeleid voor een bedrijf, dat met zwaard en schild, lans en ruiter even weinig gemeen heeft als Jan van Schaffelaar met een moderne astronaut. Een juiste uitoefening van zijn beroep brengt met zich mee, dat hij beschermd wordt en ageert in een gesloten systeem van tradities, leef- en spelregels, uiterlijk vertoon, ornamentale façadebouw enzovoort, die hem binnen dat framewerk een macht verlenen over zijn medesoldaten, ‘ondergeschikten’, die geen burger over zijn medeburgers uitoefenen kan. Anderzijds laat de militaire opleiding nauwelijks toe dat voor dit merkwaardige beroep ook de persoonlijkheid de nodige geestelijke en maatschappelijke vorming krijgt. Mijn ontmoetingen met officieren hebben me dan ook vaak het gevoel gegeven te maken te hebben met een sterk en mooi maar te groot uniform waar binnenin ergens weggedoken een mensje stak.
Daarom maakt een officier in burger vaak de indruk van een slak zonder huis... Wat er van een officier overblijft, wanneer hij van zijn uniform is ontdaan, blijkt bijvoorbeeld uit Raoul SalanGa naar eind33, een zielige moordenaar, die niet eens begrijpen kan dat hij een moordenaar is en die zijn tranen niet kan bedwingen als zijn ‘heldendaden in uniform’ worden beschreven. Das waren mal Zeiten!... Het is allemaal niet zo erg bedoeld als het hier staat en in ieder geval bedoeld om de lezer A.D. 1962 iets te laten begrijpen van hetgeen zich in bezettingstijd met ons officierskorps afspeelde. Wie naïef is en niet op deze vreemde markt thuis, zou zich moeten voorstellen dat het Nederlandse officierskorps, opgeleid en betaald om voor het vaderland te vechten en te sterven als het moet, een hoofdrol heeft gespeeld in het verzet. De vijf oorlogsdagen waren te kort om hun dapperheid en bereidwilligheid te tonen. Velen zullen het knarsetandend hebben vastgesteld, maar... een bezetting van vijf jaren die er op volgde, was lang genoeg om de schade in te halen. Het verzet is echter in overgrote meerderheid een zaak van de burger geweest, ook al denk ik hierbij tegelijk (en met dankbaarheid en vriendschap) aan die officieren, die in het verzet een actieve en dappere rol hebben gespeeld. Ik heb ze gekend. Ze waren er... Maar gegeven hun opleiding en aantal waren ze een verbazend kleine minderheid, althans tot het voorjaar 1945 toen ze in verrassend aantal opdoken in de officiële Binnenlandse Strijdkrachten onder leiding van prins Bernhard. Maar toen waren er vier jaar en negen maanden achter de rug!... | |
[pagina 123]
| |
Toen het vaderlandse militaire apparaat in de meidagen van 1940 door de Duitsers verslagen was, was het hele Nederlandse leger automatisch krijgsgevangen gemaakt. Hitler was toen nog optimistisch, geloofde in een Blitzkrieg, Duitsland was nog niet door bommen verwoest en het industriële apparaat van de moffen werkte ongestoord en op volle toeren. Enkele honderdduizenden Nederlandse krijgsgevangenen zouden voor de Duitsers alleen maar een last hebben betekend en bovendien leefden de nazi's nog in de veronderstelling dat er met het Germaanse broedervolk in Nederland nog wel zaken waren te doen. Aldus decreteerde Hitler de vrijlating van de Nederlandse ‘Wehrmacht’, waarbij onmiddellijk de militaire romantiek om de hoek kwam kijken in de Duitse argumentatie: ‘Soldaten streden met open vizier!’ Daarom, begrijpt u. Dat maakte op velen diepe indruk en dit soort romantiek was niet alleen tot Nederland beperkt. In Lille in Frankrijk verklaarde de Franse commandant zich bereid, met zijn enkele duizenden soldaten, zich aan de nazi's over te geven, mits zijn mannen met militaire eer mochten aftrekken (naar het gevangenkamp) en de officier zelf zijn degen mocht behouden. Dat mocht hij! De Duitsers zorgden zelfs voor een muziekkorps, ook al speelde dat dan niet de Marseillaise... De Nederlandse officieren moesten om hun vrijlating te verwerven een verklaring ondertekenen, die aldus luidde:
‘Hierdoor verzeker ik op erewoord, dat ik gedurende deze oorlog, althans zolang Nederland zich met het Duitse Rijk in oorlogstoestand bevindt, aan geen enkel front, noch direct, noch indirect zal deelnemen aan de strijd tegen Duitsland. Ik zal geen handelingen begaan of verzuim plegen waardoor het Duitse Rijk schade, van welke aard ook, zou kunnen lijden.’
Er is enige tijd in officierskringen over gedelibereerd. Ten slotte zei de opperbevelhebber, generaal Winkelman, dat het mocht, aangezien ook het Landoorlogsreglement van 1907 voorzag in de mogelijkheid dat een krijgsgevangene op erewoord in vrijheid wordt gesteld. Enkelen weigerden en van de in Nederland aanwezige knil-officieren (dus die van het toenmalige Koninklijke Nederlandsch-Indische Leger) weigerden er een zestigtal, aangezien het knil de vrijlating op erewoord in zijn reglementen niet kende. Een leuk trekje overigens! Het Landoorlogsreglement immers, opgemaakt in 1907, was bedoeld voor een strijd tussen beschaafde naties, zoals men in die optimistische tijd veronderstelde. Het knil echter moest vechten tegen onbeschaafde ‘inlanders’ en in die strijd kon het erewoord geen rol spelen. Dat wij met Hitler-Duitsland in een oneindig meer barbaarse aangelegenheid waren beland speelde anno 1940 nog geen rol en niemand, althans zeer weinigen, kwam er toe in de vermelde verklaring dat neutrale woord ‘Duitse Rijk’ te vervangen door bijvoorbeeld ‘Nazidom’. Dan leest het anders en dan had men iets meer begrepen van de aard van de oorlog die ons te wachten stond. | |
[pagina 124]
| |
Maar, zoals gezegd, het was 1940. We moesten het nog leren, burgers en militairen alle twee...
Maar 15 mei 1942 was een andere datum. Het was twee jaren later en we hadden de gelegenheid gehad de Duitsers in hun ware aard te leren kennen. De verzetsgeest was inmiddels in ons volk wakker geworden, weliswaar nog niet zo denderend dat men er nu, twintig jaren later, direct bij moet opstaan en het Wilhelmus aanheffen, maar het verzet was er en het groeide. Ook vele Nederlandse officieren hadden er zich mee beziggehouden, weliswaar voornamelijk met het organiseren van een apparaat dat aan het einde van de oorlog als de Duitsers verslagen waren en er mogelijkerwijs een bestuursvacuum zou ontstaan, zou moeten optreden, maar... van het één komt het ander en toen ze eenmaal met die zaken bezig waren vervielen ze al gauw van kwaad tot erger. In het geheim organiseren heeft een soortgelijke werking als alcohol. Als men er eenmaal goed mee bezig is, is het moeilijk ermee op te houden. Zeer tot ergernis van het merendeel der officieren overigens, die, om de woorden van kolonel b.d. Veldmeyer te citeren, ‘van opvatting waren, dat het gegeven woord voor een ieder, doch in het bijzonder voor de officier, die de traditie welke leefde in de ridderschap der middeleeuwen heeft voort te dragen, heilig behoort te zijn.’ Voor die heiligen kwam op 15 mei 1942, dus in deze maand twintig jaar geleden, het grote moment. Het groeiende verzet in Nederland bracht zelfs de harde Duitse koppen aan het verstand dat er van een Germaanse verbroedering in deze lage landen geen sprake zou zijn. Dies werden de Nederlandse officieren uitgenodigd zich op 15 mei 1942 te melden in Bussum, Breda, Ede, Assen en Arnhem. ‘Ter controle’, zeiden de Duitsers. Er werden extra treinen ingelegd en de heiligen kregen een gratis spoorkaartje, een retour. Wie zou daar enig onraad vermoeden? De officieren niet! Ze gingen in groten getale, ondanks de waarschuwingen van de illegaliteit, die echter in die dagen nog maar nauwelijks enig gezag had. De heren moesten aantreden, namen van nsb'ers werden afgeroepen (die konden naar huis gaan). Plotseling zagen de overigen zich door gewapende Duitse soldaten omringd, een Duits officier deelde mede, dat Hitler besloten had de vrijlating van de voormalige Nederlandse beroepsofficieren op te heffen en hen opnieuw in verzekerde bewaring te nemen. De maatregel trad terstond in werking. Ongeveer 2000 beroepsofficieren liepen op deze wijze in de Duitse fuik! De traditie welke leefde in de ridderschap der middeleeuwen was ongeschonden gebleven...
Hier zouden we gevoeglijk het verhaal kunnen afbreken ook al was het daarmee niet ten einde. De officieren werden naar Duitse kampementen gestuurd en in die verschillende kampen werd de behandeling, naarmate de oorlog voortduurde, slechter en slechter. Er zijn er onder hen geweest, die uit hun gevangenschap hebben pogen te ontsnappen. Er is lijdelijk verzet gepleegd en men heeft onder- | |
[pagina 125]
| |
ling gepoogd een zekere vrije en vaderlandse mentaliteit op de been te houden. Dat is over het geheel genomen wel gelukt, maar deze officierenkampen waren, met al hun narigheid, geen Mauthausen of Auschwitz. Enkelen hebben hun ontsnappingspogingen en hun lijdelijk verzet met de dood moeten bekopen. Ook dit moet vermeld worden wanneer we zeggen dat de 15de mei 1942 geen heldhaftige pagina is in de vaderlandse militaire geschiedenis, ondanks die levende traditie van de middeleeuwse ridderschap. En de lezer van nu ziet het: ook nog in 1942 moesten velen van ons volk nog leren de ware aard van de vijand te onderkennen. Daarin ging het vaderlandse officiersmilieu niet vooraan. Dat deden bijvoorbeeld de kerken en de scholen en de Amsterdamse arbeiders beter! En dat is eigenlijk zoals het behoort te zijn, want niet de officieren maar de burgers maken de kracht van een natie uit. Ook vandaag nog! 2 juni 1962. |
|