In de schaduw van gisteren
(1967)–H.M. van Randwijk– Auteursrechtelijk beschermdVerzet als vriendschapOns volk is geen volk van samenzweerders. Dit hangt samen met de lange periode van vrede die wij hebben gekend, met onze volksaard, met de diepgewortelde democratische gezindheid en met nog allerlei goede zaken en deugden meer. Wij mogen er ons gelukkig om prijzen en er in zekere zin trots op zijn! Maar toen Hitler zijn militaire en politieke horden bij ons op bezoek zond en in Nederland het verzet moest worden georganiseerd bleek deze deugd ook haar gevaarlijke kanten te hebben. Vooral in de eerste jaren van de bezetting hebben wij de machtige arm van de Duitse Gestapo onderschat, en het heeft heel wat offers geëist eer men begon in te zien, welk een dodelijk ernstig bedrijf het ondergrondse verzet was. De huiskamer, de buurt, de vriendenkring, de kerk, de club, beroepsgenoten en politieke vrienden, hebben bij ons altijd niet alleen een grote rol gespeeld, maar bovendien een intiem en persoonlijk karakter gehad, waarin het gemoedelijk toeging. Ook het verzet ontstond in deze kringen en droeg uiteraard een zelfde intiem en persoonlijk stempel. Vrij Nederland ontstond onder buurt- en schoolgenoten. De GeusGa naar eind24 begon met twee broers en enkele medestudenten. De Vonk ontstond onder politieke vrienden, bij de eerste aanzetten van het kerkelijk verzet kende iedereen iedereen; toen ik voor de eerste maal kennis maakte met de Duitse gevangenissen en daar mijn celgenoten vond, was er een man bij, lid van een verzetsgroep, die uit twee straten was gerecruteerd, waarbij meer dan 40 man betrokken waren. Zij werden allen gearresteerd.
In de zomer van 1941 sloeg de Gestapo haar eerste grote slag in de kringen van de organisatie Vrij Nederland - een kettingreactie nadat er eenmaal enkelen waren gearresteerd. Het was voor de Duitsers niet moeilijk toen ‘de eerste rafel in de kous was’ vrijwel het gehele breiwerk uit te trekken. Van de vele gearresteerden kwamen er 65 ineens voor de rechtbank. Toen ik in de herfst van 1941 toetrad tot de verzetsorganisatie, waarbij ik de hele oorlog zou blijven behoren, begonnen wij onze samenwerking met een etentje bij mij thuis (ik was toen nog niet ondergedoken). We kenden elkaar allen bij naam en hoewel er enkelen onder waren die mij tot op dat moment onbekend waren, waren het toch weer de vrienden van mijn vrienden. Toen na de Februaristaking begonnen werd met de geldinzameling voor de uitgesloten arbeiders en voor de werklozen die zouden worden opgeroepen om in Duitsland te werken, liep de inzameling via bekende relaties en toen in een later stadium de hele administratie van dit ondersteuningsfonds, door mijn drukkere werkzaamheden op ander gebied, moest worden overgedragen, was het opnieuw een persoonlijke vriend die deze zaken overnam. | |
[pagina 87]
| |
Bij het contacten leggen met personen uit andere dorpen en steden was het eerste aanknopingspunt een vriend, een familielid, een beroepsgenoot, een lid van dezelfde partij, een lid van dezelfde kerk. Schuilnamen werden daarbij nauwelijks gebruikt en wanneer ze al werden gebruikt dan was het contact toch zo vriendschappelijk en intiem, dat men na de tweede of derde ontmoeting al van iemands ware naam en juiste adres op de hoogte was.
Het is niet toevallig dat het de communisten zijn geweest, die van het begin af aan en vooral in het eerste begin, van de grootste kennis van illegale techniek blijk gaven en hun organisatie het meest voorzichtig, meest realistisch en het strafst opbouwden. Zij hadden enige ervaring, mogen wij aannemen. De anderen hadden deze niet...
Eigenlijk een leuke tijd! Het is voor degenen die het niet hebben meegemaakt, niet goed mogelijk na te voelen welk een eenzaamheid er later vaak rondom de ondergrondse verzetsstrijder groeide die zijn naaste medewerker niet bekend mocht maken met zijn adres, zijn familie, zijn naam, zijn beroep enzovoort. Wanneer er daarvan in het voortdurende contact toch iets uitlekte, dan bleef er toch nog altijd meer onbekend dan er bekend werd, en vaak waren in de verhalen die men elkaar deed, doelbewuste misleidingen ingevlochten. In die eerste tijd was het verzet bijna prettig, plannen werden bij de haard gesmeed, wantrouwen behoefde niet aanwezig te zijn want men kende elkaar jaren, op zijn reizen kwam men in aanraking met de vrienden van vrienden en de gemeenschap van gevoel en doelstelling verleende aan het contact een warmte die weldadig aandeed. Soms scheen het wel of heel Nederland bezig was zich op die manier te organiseren. In fabrieken en kantoren, in scholen, bij de koffie na de kerkdienst, op bijeenkomsten met beroepsgenoten, bij de slager op de hoek, in de fietsenstalling, op het achterbalkon van de tram, overal werden de afspraken gemaakt. De vriend die contact had met een ander, die opdracht had een groep te organiseren, vaak ongeveer naar het bijbelse voorbeeld van de hoofdman over 10 en over 50 en over 100 enzovoort enzovoort. Het was in die tijd dat ik zelfs voor enkele maanden heb behoord tot de od (ordedienst, militaire en half-militaire organisatie), waarbij mijn contactman een oudere vriend, zijn contactman een bekend advocaat in Amsterdam, diens contactman een bekend officier, enzovoort was. Men mocht elkaar niet kennen, maar men kénde elkaar. Het was veel te prettig om te bewijzen, hoe belangrijk en hoe serieus de contacten waren, en was men eenmaal in de groep ingelijfd, dan ging men op eigen houtje verder er opnieuw 5 of 10 te zoeken, voor wie men dan zelf de ‘grote’ contactman was en aan wie men dan zelf bij gelegenheid meedeelde hoe belangrijk deze contacten naar boven waren. De zaak heeft nooit gewerkt. Ik heb er nooit iets van gehoord, het gaf alleen maar het prettige gevoel ‘ingeschakeld te zijn’. | |
[pagina 88]
| |
Uit mijn aantekeningen blijkt, dat ik in die tijd, namelijk in de zomer van 1941, bezoek kreeg van een Duitser, een Duitse emigrant, een man die het gevaarlijke werk in het land van de vijand zelf had meegemaakt. Hij was mij aangepraat door een vriend, die op zijn beurt een Duits schrijver tot vriend had en de man in kwestie was weer een vriend van die Duitse schrijver. Ik ontmoette hem in een cafeetje in de binnenstad van Amsterdam. Het was mijn enige voorzorgsmaatregel, mijn vriend had voorgesteld bij hem thuis bij een lekker kopje koffie.
De Duitser bleek een Pruis van het zuiverste water. Zijn kritiek op de Hollandse organisatie van het verzet was fel, hooghartig en... juist. Hij waarschuwde ons dat er op die manier niets te bereiken zou zijn en dat men uitsluitend kudden bijeendreef, die te gelegener tijd door de Gestapo naar de slachtbank geleid zouden worden. Zijn voorstellen en raadgevingen hadden veel weg van hetgeen de inofficiële od (zie hiervoor) als methode toepaste: groepen van 5, samengevoegd tot groepen van 25, samengevoegd tot groepen van 100, met contactmensen aan het hoofd die uitsluitend één volgend adres wisten te bereiken. Met een nevenorganisatie die op deze organisatie toezicht en controle zou moeten uitoefenen, geen directe activiteitsdaden zou plegen, maar zou toezien dat een van de contactslieden niet fout was, gevaar liep gepakt te worden enzovoort, en die de opdracht had ‘gefährliche Elemente zu liquidieren’. Het leek allemaal heel mooi, maar het was allemaal erg Duits. Het was een voorbeeld van Duitse ‘Ueberorganisierung’ die op den duur even gevaarlijk was en ook even gevaarlijk is gebleken als de vriendjes-en-relatie-organisatie naar Nederlands model, althans uit de eerste tijd.
Wij zijn het toen, die Duitser en ik, niet eens geworden. Zijn voorstellen waren wel anti-nazi, maar nochtans in zijn drang tot overorganisatie typisch Duits. Het is eigenlijk leuk om te kunnen vaststellen, dat ook de Gestapo in dit opzicht Duits dacht en niet kon begrijpen, dat de Februaristaking en alles wat daarmee samenhing, voor een groot deel ongeorganiseerd en spontaan was.
Het Nederlandse ondergrondse verzet is niet in dit stadium blijven hangen. Er hebben zich langzamerhand methoden van verzet ontwikkeld die niet alleen een grote waarborg van veiligheid boden, maar de Duitsers vaak tot wanhoop hebben gebracht. Ongetwijfeld zijn plaatselijke en vooral in de kleinere steden contacten op basis van vriendschap, beroep, buurtgenootschap enzovoort blijven bestaan, maar wanneer de Gestapo daarin al toesloeg dan bleek het toch vaak onmogelijk van daaruit verder in de organisatie door te dringen. Maar vrijwel elke grote organisatie heeft in haar oorlogsgeschiedenis de klappen te incasseren gehad die veroorzaakt werden door deze amateuristische opzet uit de eerste tijd. Later in de geschiedenis van het verzet is dat nog eens herhaald, vooral in de kringen van de lo (Landelijke Organisatie voor de hulp aan onderduikers), die | |
[pagina 89]
| |
in de kortst mogelijke tijd een massale organisatie moest opbouwen toen de verscherping van de Arbeitseinsatz financiële snelle hulp aan duizenden onderduikers noodzakelijk maakte. Dit werk ontstond voornamelijk in protestantschristelijke kring en deze oorsprong had tot gevolg dat een zeer groot deel van de relaties binnen deze kring werden gelegd, waardoor de onderlinge bekendheid uit het oogpunt van veiligheid veel te groot was.
Het was in de herfst van 1941 dat mijn vriend Harmen van der Leek met een aantal van zijn vrienden werd gearresteerd voor het verbergen van Engelse vliegers. Hij heeft zijn daad met de dood moeten bekopen. Wat hij deed was bekend bij zijn buurman, die dezelfde was die mij op zijn manier bij de od inleidde. Wij kenden elkaar, wij wisten van elkaar. De vriendschap gaf aan de wil tot verzet een bijzondere warmte en een zeer menselijke impuls. Toen hij al in de gevangenis zat en zijn vrouw enige tijd rust nodig had, pasten mijn vrouw en ik in zijn huis op de kinderen. Wij waren zelf ‘in het verzet’ en het was wel de slechtste plaats waar wij ons konden vertonen. Maar dat begrepen we toen niet. Wat we wel begrepen was de bijzondere aard van een nieuwe vriendschap, van een nieuwe lotsverbondenheid, die door gevangenis en dood een levenslang waarmerk kreeg. 14 oktober 1961. |
|