Maar de nazi's waren geen beschaafde volksstam die, bij alle verschillen, een rechtssysteem in wezen familiair aan het onze kenden. Ze kwamen om de boel overhoop te gooien, om ons recht tot onrecht en hun onrecht tot recht te verklaren.
Inzake de maatregelen tegen de joden stond de Nederlandse rechter machteloos, hoewel onze wetgeving hun, uiteraard!, gelijke rechten toestond als de niet-jood. Tegen verbeurdverklaringen en vorderingen van huis en goed kon de Nederlandse burger niet meer beschermd worden.
De instelling van een economische rechtspraak maakte elke vorm van burgerlijke zelfbescherming tegen de georganiseerde Duitse diefstal strafbaar...
En toen kwam in de zomer van 1941 dan de instelling van de vredesrechtspraak, een zuiver politieke rechtspraak met een politiek doel, een anti-Nederlands, een nazi-doel. Een rechtspraak die zelfs zover ging, dat beklaagden die door de gewone rechter waren vrijgesproken, opnieuw en voor dezelfde zaak konden worden veroordeeld door de onvaderlandse schurken, die zich voor deze handlangersdiensten aan de Duitse zaak leenden!
Men kan zich in gemoede afvragen of toen niet het moment was gekomen, waarop de rechterlijke macht in Nederland had moeten weigeren nog een rol te spelen in een rechtsbedeling, die deze erenaam niet meer verdiende. Weliswaar werd er betrekkelijk zwak geprotesteerd, waren er individuele gevallen bekend waarin rechters weigerden dit alles nog langer in functie mee te maken, maar tot een breuk is het nooit gekomen.
In België en Noorwegen heeft de rechterlijke macht een andere houding aangenomen, en niet zonder succes. In Nederland was de voornaamste drijfveer tot aanblijven een vrij formele juridische aangelegenheid, waarin de Hoge Raad met de kenmerkende, bijna abstracte, juridische koelheid vaststelde, dat het niet tot de bevoegdheden van de Nederlandse rechter behoorde de Duitse bezettingsmaatregelen te toetsen.
De Nederlandse rechtspraak zou daardoor bij het voortduren van de oorlog in een steeds moeilijker parket komen, en zich steeds meer isoleren van het groeiende verzet. Het zou daarom zover komen dat, bij de bevrijding van Nederland, de Londense regering de leden in hun functie heeft moeten schorsen. Maar daarmee lopen we vooruit op de geschiedenis. Het was, als altijd in zulke gevallen, bij de meesten geen kwestie van pro of contra het nazidom.
Het was een meningsverschil tussen goede vaderlanders, van wie de één zijn functie neerlegde als daadwerkelijk protest tegen onrecht en een stimulans tot verzet, de ander aanbleef en de moeilijkheden van een dubbelzinnige positie aanvaardde om nog te redden en te helpen wat hij kon. Beoordelen wie er gelijk had, is niet alleen een juridische zaak, maar ook een kwestie van tactiek, politiek inzicht en zelfs van persoonlijkheid en mentaliteit.
Wel staat het mijns inziens vast dat de heren, die aanbleven, gered zijn door de