In de schaduw van gisteren
(1967)–H.M. van Randwijk– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 59]
| |
trots op en we plachten met een zekere trots de zinspreuk op ons land toe te passen: Rustig te midden van de woedende baren... Tot het onheil ook over ons kwam. Dat is nu eenentwintig jaar geleden, maar in de voorzomer van 1941, dus twintig jaar geleden, leek het alweer of Nederland opnieuw in zijn provinciale afzijdigheid en rust was teruggekeerd. Althans, wanneer men het vergelijkt met hetgeen elders in de wereld gebeurde en wanneer men niet verder keek dan zijn neus lang was. Het was prachtig weer in mei-juni 1941 en het was reuze prettig niet verder te kijken dan zijn neus lang was! De grote dingen gebeurden veraf. Een mengeling van gunstige en ongunstige berichten bereikte ons in onze zomerse vreugde, die voornamelijk verstoord werd door verbodsbepalingen voor het westen des lands, waardoor vooral vele vakantiegangers werden getroffen en, zoals de kranten schreven, vooral de zeilers waren gedupeerd. Net als vóór de oorlog, ik bedoel de toon en de mentaliteit. Buiten onze grenzen was het wat anders. Weliswaar gaf in deze dagen de Italiaanse hertog van Aosta zich met zijn hele leger in Abessynië over aan de Engelsen, maar de Duitsers stonden aan de grenzen van Egypte, en Tobroek als laatste Engelse versterkte plaats op Libisch grondgebied zou spoedig vallen. De geallieerde veldtocht in Griekenland was al misgelopen. De Duitse parachutisten verdreven bovendien de Engelsen van Kreta. Dat was allerberoerdst, maar daartegenover werden Iran en Syrië door de Engelsen bezet en het Duitse slagschip Bismarck tot zinken gebracht. Het kon niemand al te erg van streek brengen, want de eigenlijke grote, werkelijk grote gebeurtenissen die van beslissende invloed zouden blijken te zijn, werden aan de horizon zichtbaar. De verhouding tussen de Sowjet-Unie en Duitsland verslechterde met de dag en in de Verenigde Staten kondigde Roosevelt de algemene noodtoestand af voor het hele land. Zijn waarschuwing dat de vs eventueel naar de wapens zouden grijpen, kon niemand misverstaan en blijkbaar deed dat ook Hess niet, de plaatsvervanger van de Führer, die boven Engeland uit een Duits vliegtuig sprong. De ratten verlieten alreeds het zinkende schip, zeiden we en dat gaf me een lol!
En dus wat belette ons van de mooie zomer te genieten? Het kon nog en de oorlog zou spoedig uit zijn. Als die twee groten maar eenmaal op het toneel verschenen! Tot zolang was het in Nederland wel uit te houden. De Februaristaking was alweer enkele maanden achter de rug en wie de binnenlandse berichten van die dagen naleest, moet moeite doen om iets schokkends te vinden. We kregen zelfs met Pinksteren een ei extra! De kranten meldden voorts met grote koppen ‘Nederland bouwt... Herstel der oorlogsschade en zijn vorderingen. 2000 woningen reeds verrezen!’ Dat was mooi en nog mooier was het bericht dat er tot 1942 toe genoeg sigaren zouden zijn, terwijl de positie voor kerftabak en sigaretten nog gunstiger mogelijkheden bood. Hamsteren dus en ervoor zorgen, dat je ten minste tot het (spoedige!) einde van de oorlog je rokertjes had. | |
[pagina 60]
| |
En toch!... Kijk dat gold allemaal voor hen, die niet verder zagen dan hun neus lang was. We zeiden dat reeds. Het waren er heel wat! In Nederland gebeurde niets bijzonders. Het weer was goed en er werd geen honger geleden. Wel vielen plotseling na Pinksteren een aantal treindiensten uit en sommige baanvakken waren zelfs helemaal gesloten. Maar, dat was om de hier gelegerde Duitse soldaten naar de Russische grens te transporteren, en dus opnieuw een goed teken! Er komt een verordening voor verplichte inlevering van metalen, maar ook dat kon alleen maar gunstig uitgelegd worden. Toch is het leerzaam om, zelfs in zo'n betrekkelijk rustige tijd, eens na te gaan wat er allemaal in Nederland gebeurde. Want de Duitsers waren en zijn een ijverig volk tot vandaag de dag aan toe en meen maar niet dat zij hun tijd ongebruikt voorbij lieten gaan. Hun maatregelen om het Nederlandse volk in hun greep te krijgen gingen door. Zonder veel bombarie en zonder de zomervreugde te verstoren. De uitreiking van persoonsbewijzen begon op 15 mei 1941. Een administratieve maatregel, begrijpelijk in oorlogstijd nietwaar? Het was het begin van een worgend systeem van registratie, een middel om jood van niet-jood te scheiden, een wapen in de handen van de mensenjagers. Later zou de uitreiking van distributiebonnen eraan verbonden worden, een poging om het onderduiken onmogelijk te maken. Nochtans kon in mei 1941 deze maatregel de pret niet drukken, ook al moesten later dappere mannen hun leven geven om datzelfde (bijvoorbeeld Amsterdamse) register te vernielen, om persoonsbewijzen te stelen en om door overvallen distributiekaarten te bemachtigen. Wie wist dat het zover zou komen? De oorlog zou immers gauw uit zijn!
De verplichte arbeidsdienst voor alle jonge Nederlanders werd afgekondigd in mei '42, maar de uitvoering ervan zou nog wel een jaartje duren. Daarom nog niet getreurd. De Nederlandse sportbeoefening wordt bij verordening geregeld. Alle sportuitingen komen onder toezicht van het nazi-departement van Opvoeding. Alle niet-commerciële verenigingen en stichtingen moeten zich aanmelden. De Duitsers willen weten wat er in Nederland loos is, om hun keuze te kunnen maken wat zij willen verbieden en wat zij willen misbruiken. De ontbinding van de politieke partijen is thans definitief geregeld. De eerste berichten verschijnen over de aanslag op onze vrije jeugdbeweging. Het ligt allemaal min of meer in de administratieve sector en het komt ons nog niet aan de huid. Zo schijnt het.
Anders is het met de jodenmaatregelen. Landbouwgronden in joods bezit moeten worden verkocht. Nederlandse wettelijke bepalingen die de joden bepaalde faciliteiten toestaan in verband met de sabbatviering worden ingetrokken. De toegang van joden tot stranden en parken en dergelijke wordt verboden. Het Nationale Dagblad van Mussert is er juichend over. Een stukje proza uit | |
[pagina 61]
| |
die tijd spreekt na twintig jaar nog duidelijke taal. ‘Wanneer in de nu gekomen zomer het Nederlandse strandleven zal blijven verschoond van het jodengespuis en onze Noordzee niet meer zal dienen tot afspoeling van vet jodenvlees, wanneer dientengevolge elke volksgenoot weer met onverdeeld genoegen een dag aan zee zal kunnen zijn, omdat niet meer het gemaakte gedoe, de brutaliteit en het schunnige optreden van joden zijn ontspanning zal bederven, wanneer de glorie van onze paardensport zal herrijzen zonder dat daarvan alleen maar goklustige joden profiteren, die bij de kamelen en niet bij het Germaanse paard thuishoren, wanneer naar wij hopen nog andere openbare gelegenheden en met name onze heerlijke Germaanse natuur zullen worden beveiligd voor de zedeloosheid en de vernielzucht van in de woestijn behorende lieden, dan zal het ogenblik naderen, waarop elke fatsoenlijke Nederlander zal begrijpen en inzien, waarom het noodzakelijk was tot deze maatregel te komen...’ En de schrijver van dit Germaanse proza is allang gezuiverd en leeft waarschijnlijk weer gewoon als vrije burger tussen ons...
Toch hadden de Duitse rechters het tamelijk druk in Nederland, ook al waren de ‘misdaden’ in die tijd nog minder spectaculair dan in de volgende jaren. Hier volgt een kleine bloemlezing: Het ss- en politie-Feldgericht behandelde een zaak tegen drie Nederlanders uit 's-Hertogenbosch, die iemand behorende tot de ss Standarte Westland met de woorden ‘landverrader’ hadden beschimpt en daardoor samenscholingen van verscheidene honderden personen hadden teweeggebracht. Tegen de aangeklaagden werden gevangenisstraffen van vijf jaren geëist.
En dit: Drie jaren tuchthuis wegens beschadiging van weermachtsmateriaal. In Dordrecht: Een 50-jarige leraar wegens luisteren naar de Engelse zender gestraft met zes maanden gevangenis en ƒ 200 boete. In Den Haag: Een winkelier wegens het verspreiden van valse geruchten zes maanden! In Amsterdam: Wegens een springstofaanslag op een door Duitsers bezet huis in Zuid worden vele joodse vermogens geconfisqueerd en een aantal Duits-joodse emigranten ‘naar arbeidskampen overgebracht’. Eichmann kan in Israël vertellen wat voor ‘arbeidskampen’ dat waren. (Hoe weinig de Duitsers zelf in hun beschuldigingen geloofden bewijst wel het feit dat de schrijver dezes, bij zijn arrestatie een jaar later, van dezelfde aanslag werd beschuldigd.) In Utrecht: Vijf personen voor onbepaalde tijd overgebracht naar een concentratiekamp wegens clandestien slachten. In Den Haag: | |
[pagina 62]
| |
Een Nederlander tot twee jaren gevangenisstraf veroordeeld omdat hij tegen een Duitser ‘rotmof’ heeft gezegd. In Rotterdam: Een leraar tot zeven maanden veroordeeld omdat hij in de klas anti-Duitse grappen vertelde. Voor het verspreiden van pamfletten twee studenten veroordeeld tot respectievelijk anderhalf jaar en tien maanden. Op verschillende plaatsen door het gehele land: Vele personen veroordeeld tot gevangenisstraffen variërend van vijf maanden tot drie jaar voor het vervaardigen en verspreiden van foto's van leden van het Koninklijk Huis. En zo maar door! Nee, zo prettig was die voorzomer toch ook weer niet. Wel voor Mussert. Die vierde in die dagen zijn verjaardag. Een van zijn laatste. Maar het past ons nauwelijks dat te zeggen. Trouwens, dat wisten we toen nog niet eens. 3 juni 1961. |
|