want in de woestijn van Noord-Afrika en in de steppen van Rusland verdedigt men niet het eigen vaderland, maar ondersteunt men een aanvalsoorlog en een gigantisch plan tot knechting van Europa. Men behoeft geen politieke hogeschool te hebben doorlopen om dat te begrijpen.
Bovendien, zo vraag ik mij in alle eenvoud af, zouden al die grote misdadigers hun werk wel hebben kunnen uitvoeren, als er geen kleine mannetjes geweest waren, die ijverig gehoorzaamden?
Nee, men behoeft persoonlijk geen joden vergast te hebben, men heeft ze alleen maar helpen registreren, men heeft ze van huis gehaald (zelfs met medelijden in het hart, zoals dat heet), men heeft ze op de trein gezet, opgepast dat niemand ontsnappen kon enzovoort enzovoort. Gestolen heeft men niet, maar aan het transport van gestolen goederen heeft ‘der Vati’ goed verdiend!
Men heeft geen dorp uitgemoord, maar wel de wacht gehouden bij de kale schuur, waar slachtoffers hun laatste nacht doorbrachten. Men heeft geen vrouwen verkracht en geen onschuldige burgers neergeschoten, maar ze onder tragische omstandigheden wel van hun oude rammelfiets beroofd en het zakje aardappels gestolen, dat ze op een barre tocht van tientallen kilometers bij elkaar gebedeld hadden!
Wie de laatste tv-uitzending van dr. L. de Jong over de Februaristaking heeft gezien, weet (als hij het niet allang wist!) hoe jodenjongens in de overvalwagens zijn getrapt en geslagen. Hij heeft gehoord van het onmenselijke circus dat de Grüne Polizei met de gevangen stakers opvoerde in het Lloyd Hotel te Amsterdam.
Ik heb met eigen ogen gezien hoe geüniformeerde Duitsers Nederlandse voorbijgangers in het gezicht sloegen, omdat die mensen huilden of triest keken bij het aanzien van een jodenrazzia.
Overal in het ganse door Hitler bezette Europa zijn ze er geweest, de ijverigen, de gehoorzamen, de kleinere schoften, die het werk van de grote schoften hebben uitgevoerd, ‘tadellos’ en zelfs met vreugde en vol kleine eigen initiatieven, die hun dan de zoveelste medaille met het eikenloof bezorgden! Zij zijn niet bestraft. Men heeft ze niet eens meer kunnen vinden en ze zijn met hun tienduizenden en honderdduizenden ondergedoken in het nieuwe Duitsland. Ze zijn opnieuw bakker of slager of postbode, veehandelaar of succesvol zakenman. Het zijn normale fatsoenlijke burgers geworden, die hebben meegeholpen Duitsland weer op de been te brengen en die hun geld barmhartig komen spenderen in de vroegere vijandelijke gebieden van Zandvoort en Den Helder, Lugano en Riva, Ostende en Kopenhagen.
Bij de bierpullen van hun oudstrijdersorganisaties beleven ze die glorietijd telkens weer opnieuw, hoeden ze ‘die Ehre des deutschen Soldaten’. Maar daar zijn ze onder ons! Als u of ik ze tegenkomen, zijn ze altijd ‘tegen’ geweest en ze