zijn? Want we moeten de Nickerierivier oversteken in een motorbootje. Theo, je kinderen zijn geen lieverdjes. Straks valt er nog een in de rivier.’
‘Ach welnee’, merkt tante op. ‘We maken er een rustige dag van. We kleden Nita extra warm. Als we vroeg vertrekken, kunnen we heel mooie vogels en reptielen zien. De natuur is daar prachtig.’
‘Reptielen’, roept mama uit. ‘Niets voor mij.’
‘Ja, maar ze doen niets. Ze zijn heel hoog in de bomen in zulke mooie kleuren.’
‘Ach mama’, zegt Anand, ‘ik wil zo graag ernaar toe. En Nita ook. Of ben je bang, Nietje?’
‘Helemaal niet’, antwoordt deze.
‘Het is goed, het is goed. Ik zal geen spelbreekster zijn’, zegt mama lachend.
‘Hoera!’ gillen Nita en Anand.
‘Zie je wat ik bedoel?’ zegt mama.
‘Ach, laat de kinderen toch’, zegt tante Sita.
‘Maar wanneer willen jullie ernaar toe?’ vraagt oom John.
‘Overmorgen als het jou schikt’, antwoordt papa.
‘Want morgen moet ik beschikbaar zijn voor degene die een machine wil bestellen.’
Uitvoerig wordt het plan besproken. Tante Sita maakt een afspraak met mama om morgen met haar naar de markt te gaan. Ze moet nog het een en ander aanschaffen voor de tocht. Oom John zegt dat hij voor de boten zal zorgen.
‘Zo, dat is dan geregeld’, zegt papa. ‘Het is tijd om te vertrekken.’
‘Nee hoor, jullie moeten nog eten. Roti met lams-