‘Vijf ton’, mompelt hij, ‘hoe zal ik het ooit terug kunnen betalen?’ Mama zegt niets. Ze zet een hand op zijn schouders. Zuchtend staat papa op. ‘Hoe gaat het met Nita?’
‘Goed’, zegt mama. ‘Ze slaapt. Ik hoop dat ze deze nare ervaring gauw zal vergeten.’ Papa zegt niets en gaat in bad.
De telefoon rinkelt. Mama neemt op.
‘John!’ roept ze uit. ‘Ja, zeg maar niets. Wij zijn erg gemeen. Maar wij hebben helemaal geen tijd gehad om bij je langs te komen of je ook maar te bellen. Hoe gaat het met Sita en de kinderen?’ Mama babbelt verder.
‘Wie is het?’ wil papa vanuit de badkamer weten.
‘John’, roept mama hem toe. Als papa uit de badkamer komt, heeft mama oom John al alles verteld wat er die dag zoal gebeurd is.
‘Ik kom direkt’, zegt oom John.
‘Het is al zo laat, we kunnen toch niets meer doen’, zegt mama.
Maar oom John staat erop om toch langs te komen. Hij geeft mama eerst een stevige brasa. Daarna schudt hij Anand, die slaapdronken uit zijn kamer komt, de hand.
‘Dogla’, zegt hij tegen papa, en papa krijgt ook een stevige handdruk en daarna een klap op zijn schouders. ‘En waarom logeren jullie in het hotel? Had ik je niet reeds gebeld in de stad en gezegd dat mijn huis groot genoeg is om jullie allemaal te herbergen?’ moppert hij.
‘Ach, John’, zegt mama. ‘Theo moet zo nu en dan