‘Warempel’, zegt Nita. ‘Wat zal er gebeurd zijn?’
‘Misschien is de boot gekaapt’, merkt Anand op. ‘Pas maar op dat jij niet wordt ontvoerd.’
‘Hè’, zegt Nita en ze geeft hem een por. ‘Jij hebt altijd van die akelige ideeën.’
Papa loopt naar voren. Hij gaat naar de kapitein toe. De anderen wachten vol ongeduld op hem. Eindelijk zien ze papa terugkeren.
‘De motor is uitgevallen. We drijven met de stroom mee. Het veer is niet te besturen.’
De mensen praten opgewonden met elkaar. De mannen staan in groepjes, terwijl de vrouwen zeer bezorgd kijken.
‘Hoera!’ juicht Nita. ‘We drijven naar de oceaan! De Atlantische Oceaan! Misschien zien we nog een haai of een grote inktvis.’ De kinderen vinden het erg spannend.
Langzaam drijft de boot naar de monding van de rivier. Het wordt al een beetje donker.
‘Kijk!’ roept Nita uit. ‘Dolfijnen! Een hele school!’ De dieren springen naast de boot. Ze zijn helemaal niet schuw. De gekste capriolen halen ze uit. De mensen zijn even hun zorgen vergeten. Lachend kijken ze toe. Na enige tijd zwemmen de dolfijnen weg.
De mensen praten weer over het mankement van de motor. Ze staan in een groepje om de kapitein. Nita loopt ook ernaar toe, terwijl Anand naar achteren gaat, waar de motoren zijn.
‘Kapitein?’ vraagt Nita, ‘waarom laat u het anker niet vallen?’