| |
| |
| |
Jazz 2
Jazz van Toni Morrison zou men eigenlijk moeten negeren, minstens tien jaar lang. Boeken van dit kaliber hebben een bezinkingsperiode nodig, een tijd om de mogelijke implicaties en gevolgen in alle rust te overdenken, een tijd waarin er niets over zou mogen worden geschreven - geen recensies, geen analyses, geen pogingen tot ontleding. Het boek is namelijk niet gebaat bij een oppervlakkige hype, waarbij iedereen het in de kast heeft staan en er in kroegen praatjes over verkoopt die men uit kranteknipsels heeft gehaald. Jazz is het soort roman dat minder gebruiksvoorwerp en meer produktiemiddel is. Het vereist inzet en energie - en wie daarvoor niet de moeite wil nemen, moet het met rust laten.
Toch moet ik bekennen dat ook ik al rondvertelde dat het hier een meesterwerk betrof, nog voor ik het boek zelfs in handen had gehad. Op The Late Show van de bbc had ik Toni Morrison de eerste alinea horen voorlezen en ik stond perplex, zonder dat ik wist of het door de woorden kwam of door de stem. Zo'n zachtbruin geluid dat met hoorbare moeite werd voortgebracht door een statige, charmante vrouw van middelbare leeftijd; een stem die zonder zich te verheffen onverbiddelijk was en zonder te verbuigen vertedering opwekte. Het had ook de toon kunnen zijn, die onnadrukkelijk, bijna nonchalant was, zoals men een deel van een gedicht voor zichzelf leest, om de klanken te keuren, om ze stuk voor stuk te proeven, als snoepjes. De roman Jazz, wist ik bij voorbaat, ging misschien niet over muziek, hij klonk als muziek, tenminste, als men hem zo kon lezen als Toni Morrison.
Maar de betovering, begreep ik later, zat ook in de woorden zelf. ‘Sth, I know that woman. She used to live with a flock of birds on Lenox Avenue. Know her husband, too. He fell for an eighteen-year-old girl with one of those deepdown, spooky loves that made him so sad and happy he shot her just to keep the feeling going. When the woman, her name is Vio- | |
| |
let, went to the funeral to see the girl and to cut her dead face they threw her to the floor and out of the church. She ran, then, through all that snow, and when she got back to her apartment she took the birds from their cages and set them out the windows to freeze or fly, including the parrot that said “I love you”.’
Wat moet men hiervan zeggen? Dat het prachtig is, dat het tergend mooi is, dat het overweldigend en adembenemend is? Neen, superlatieven zijn hier misplaatst. Na zulke woorden past slechts eerbiedige stilte.
Jazz beschrijft niet alleen een keerpunt in de geschiedenis van de mensheid, van het gekleurde deel van de mensheid en van de zwarte Amerikanen in het bijzonder, het is zelf ook een keerpunt, en wel in het oeuvre van Toni Morrison. ‘Jazz’ is zo'n woord dat alles en niets betekent, jazz is beweging, dynamiek en improvisatie - ‘jazz is de taal van de verbeelding,’ zegt Toni Morrison. Maar ‘jazz’ staat ook tegenover ‘blues’, merkte Salman Rushdie op tijdens het gesprek met de schrijfster in The Late Show. Daarmee plaatste hij deze roman radicaal tegenover de vorige, Beloved uit 1987, waarvoor Toni Morrison de Pulitzer Prize kreeg. Zelf hield zij vol dat Beloved op natuurlijke wijze aan Jazz voorafgaat, en dat zij na Jazz een derde roman zal schrijven over de jaren zeventig, waardoor een trilogie ontstaat over de Amerikaanse geschiedenis: een zwarte weergave van die geschiedenis, een weergave van datgene wat door de historici systematisch is verzwegen. Beloved behandelt de tijd vlak na de afschaffing van de slavernij, in het laatste kwart van de vorige eeuw; Jazz gaat over de jaren twintig van deze eeuw, en de roman die nu in de maak is, zal nog eens een halve eeuw later worden gesitueerd.
Maar Rushdie heeft gelijk. De schrijfster kan het misschien wel bedoelen als een chronologische opeenvolging, voor de aandachtige lezer is het volstrekt duidelijk dat Jazz zich zo sterk onderscheidt van Beloved dat het is alsof het om twee boeken van twee verschillende auteurs gaat. Niet zozeer door de taal en de stijl, ook niet door de plot. In Beloved doodt de moeder het kind om het te behoeden voor de slavernij; in
| |
| |
Jazz doodt de minnaar het meisje om haar te behoeden voor bedrog en seksueel misbruik. Neen, het verschil tussen Jazz en Beloved ligt in het verschil tussen jazz en blues. Beloved is knap geschreven, dat zal niemand betwijfelen, maar die treurige, akelige, wrede wereld van de slavernij lijkt mij een iets te makkelijke omstandigheid om een complex verhaal in te verzinnen. De wereld van de blues, van de plattelandse ellende van dwangarbeid tot sharecropping, kun je nauwelijks verder dramatiseren. Het is allemaal zo onvoorstelbaar onmenselijk dat je het beter kalm, mathematisch en afstandelijk kunt beschrijven, zoals wetenschappers dat doen: zo veel slaven gekocht, zo lang in leven gehouden, in zo'n termijn afgeschreven. Daar kan men niets aan toevoegen.
Een literaire auteur die de delicate facetten van ons leven wil belichten, heeft een minder eenduidige culturele toestand nodig en Toni Morrison heeft voor Jazz de moeilijkste toestand gekozen: die van de totale culturele verwarring die zich voordoet in de overgang van de ene cultuur naar de andere. De migratie dus, in Amerikaanse termen: de trek van de zwarten van Zuid naar Noord, van het platteland naar de stad, van de wereld van de blues naar de wereld van de jazz. Met dit boek heeft Toni Morrison pas echt bewezen wat zij kan, en als ze de Pulitzer Prize niet al had gekregen, zou ze die nu moeten krijgen.
Maar ook in het algemeen geeft Jazz een belangrijk keerpunt weer. Meestal denkt men dat het de afschaffing van de slavernij is geweest, of de strijd tegen koloniale overheersing, die aan het gekleurde deel van de mensheid bevrijding heeft gebracht. Dat is niet waar. Het zijn weliswaar belangrijke gebeurtenissen, maar ze hebben niet geleid tot bevrijding. De enige manier waarop kleurlingen vrijheid hebben gevonden, was door te migreren - zoals ook de overgang van het feodalisme naar het kapitalisme in Europa uiteindelijk niets anders was dan de verhuizing van de horigen naar de steden, waar ze als vrije arbeiders moesten knokken voor hun bestaan, maar ook voor het eerst konden genieten van het leven.
De verandering van traditie naar moderniteit is dus heel goed in individuele levens uit te drukken, in het moment
| |
| |
waarop men zijn biezen pakt, de landelijke gemeenschap vaarwel zegt en in de anonimiteit van de stad verdwijnt. Verstedelijking is niets anders dan modernisering, en zoals nu in de Derde Wereld mensen de dorpen verlaten om naar de steden te trekken, en vervolgens de Derde-Wereldsteden verlaten om naar de steden van de rijke landen te komen, zo hebben ooit de Amerikaanse negers die saaie, hopeloze, neerslachtige blues ingeruild voor de spanning, de snelheid en het gevaar van de stedelijke jazz.
Jazz is dus een metafoor van de stad. Van de opwinding, de sensatie, de dreiging, de onvoorspelbaarheid. Jazz geeft de noodzaak aan om het leven in eigen hand te nemen en dan te ontdekken hoe precair de verhouding is tussen datgene waardoor je wordt omgeven en datgene wat je in die omgeving wilt bereiken. Joe Trace, een van de drie personages in Toni Morrisons boek, streeft de absolute hartstocht na, de ultieme erotische liefde, het hoogste doel in zijn miezerige bestaan als verkoper van cosmetische produkten. Juist omdat hij het hoogste wenst, begaat hij het ergste: hij doodt zijn jonge maîtresse, ‘just to keep the feeling going’. Dat is het verbijsterende, het schokkende van Jazz: dat met zo'n meedogenloze nauwkeurigheid die wanhoop wordt geschilderd, dat zo precies dat smachten wordt weergegeven naar het alomvattende eeuwigdurende geluk, dat het verhaal uit de beperkte ruimte van Harlem ontsnapt en universeel wordt.
Neem bijvoorbeeld de passage waarin Joe Trace en zijn vrouw Violet afreizen naar Harlem, in het boek kortweg aangeduid als ‘De Stad’: ‘Ze stonden in het gangpad van de trein, haar heupen schuurden tegen zijn dijen en ze bleven maar glimlachen. Ze waren er nog niet eens en de Stad sprak al tegen ze. Ze dansten. En als miljoenen anderen staarden ze met bonzende harten naar de eerste aanblik van de Stad die met hen mee danste en dus nu al bewees hoeveel hij van hen hield. Als miljoenen anderen stonden ze te springen om in de Stad te zijn en ook van hem te houden. Ze kwamen in een opwelling, ze kwamen na veel overleg, veel brieven over en weer, ze kwamen op bezoek en vergaten terug te gaan naar hoge of lage katoenplanten, ze kwamen omdat een familielid had gezegd: “Man, dat moet je voor je dood gezien hebben, pak
| |
| |
je koffer en laat je regenlaarzen thuis.” Hoe, wanneer of waarom ze kwamen, zodra het leer van hun zolen de straat raakte, konden ze niet meer terug. Ook al was hun huurkamer kleiner dan de stal van hun kalf en donkerder dan een privaat in de vroege ochtend, ze bleven, om naar hun aantallen te kijken, deel te worden van de massa. (...) Het waren plattelanders, maar wat vergeten plattelanders snel. Als ze verliefd worden op een stad, worden ze voor eeuwig verliefd en lijkt het een eeuwigheid; alsof ze er nooit niet van gehouden hebben.’
Die opwinding van de aankomst heb ik niet eerder zo bruisend en intens beschreven gezien. Wat het dansen in het gangpad voor de zwarte Amerikanen was, is nu voor veel migranten waarschijnlijk het hoorbaar kloppen van het hart terwijl men met de neus tegen het vliegtuigraampje zit aangedrukt. En zoals men in Harlem werd verpletterd door het gigantische aantal rasgenoten dat men om zich heen zag, wordt men nu overdonderd door de rijkdom die rasgenoten in het nieuwe land uitstralen.
Toni Morrisons Jazz hoort onbetwist tot het beste van de wereldliteratuur. En voor Amerika is Toni Morrison een nationale auteur op het niveau van Saul Bellow en F. Scott Fitzgerald. Toch vertikt ze in interviews toe te geven dat ze in het middelpunt staat van wat men eventueel ‘de’ Amerikaanse cultuur zou kunnen noemen, ze weigert zelfs toe te geven dat ze Amerikaanse is. Daarvoor is ze te lang en te hardvochtig uit de Amerikaanse gemeenschap gehouden, zegt ze, omdat ze als zwarte vrouw niet op iedere bank van het park mocht zitten of zomaar in een treinwagon kon stappen. Daarom kiest ze voor de verkleining, voor de beperkte identificatie met haar rasgenoten, en schrijft ze boeken waar uitsluitend zwarten in voorkomen.
Morrison profileert zich als de zwarte vrouw die niets met blanke Amerikanen te maken wil hebben. In The Late Show confronteerde Rushdie haar met deze schizofrene houding door zijn vraag wanneer er nu eens blanke personages in haar boeken zullen voorkomen, anders dan in de hoedanigheid van moordenaars en verkrachters. Morrison lachte spottend en begon over iets anders.
| |
| |
Ik kan mij Rushdies wrevel wel voorstellen voor zover het om een boek als Beloved gaat. Alle blanken in Beloved zijn laffe en gemene racisten, waardoor alle zwarten automatisch iets onschuldigs krijgen. Maar in Jazz heb ik er absoluut geen last van. Er komt niet één blanke in het boek voor, maar het universum dat Toni Morrison hier creëert, is niettemin evenwichtig, voorzien van net zoveel kwaad als goed, net zoveel ernst als ironie, net zoveel wijsheid als domheid. De personages zijn niet bij voorbaat vrij van verantwoordelijkheid of boosaardigheid. Joe Trace, die de moord op het jonge meisje Dorcas begaat, gaat hevig gebukt onder schuldgevoel. Hij wil worden gestraft, maar niemand is echt geïnteresseerd in zijn misdaad. Men spreekt er schande van, zoals men er schande van zou spreken als iemand in het openbaar zou urineren of zijn geslachtsdelen zou laten zien. Daardoor wordt Jazz ook een felle en geraffineerde feministische roman, omdat Morrison aangeeft hoe onverschillig de mensen staan tegenover het leven van zwarte vrouwen. De blanke politieagenten hebben geen belangstelling voor de moord op Dorcas, de zwarte mannen kan het evenmin iets schelen, en zelfs de zwarte vrouwen zijn er in korte tijd over uitgepraat!
Wie in een lokaal milieu als dat van Harlem zulke complexe gebeurtenissen weet te vervlechten, hoeft wat mij betreft geen universelere situaties na te streven. Integendeel: Jazz geeft ook aan blanke lezers de mogelijkheid om zich te vereenzelvigen met de begeerten, verlangens en narigheden van zwarte personages. Naast schrijfster is Tony Morrison ook uitgeefster en ze heeft onder meer de boeken van Angela Davis uitgebracht. In haar essays is ze een vurig antiracist die soms vervalt in Black-Powerachtige goodies/baddies-schema's. Maar in Jazz is ze gelukkig niet in dezelfde valkuil terechtgekomen - blanken worden in deze roman niet collectief medeschuldig verklaard aan het lot van zwarten.
Opmerkelijk is dat nergens - noch op de achterflap, noch in interviews - een verwijzing te vinden is naar de auteur die over dezelfde tijd en dezelfde plaats schreef, en zelfs min of meer hetzelfde verhaal vertelde. Ik heb het over Carl van Vechten en zijn boek Nigger Heaven, waarin een zwarte jongen op zijn rivaal schiet terwijl die al dood op de grond ligt,
| |
| |
kort te voren omgebracht door een ander - zoals Violet in Jazz probeert het gezicht van Dorcas open te snijden, terwijl ze in de kerk ligt opgebaard. Alle politieke verwikkelingen die in Jazz het decor vormen, spelen ook in Nigger Heaven een rol: de lynchpartijen in het Zuiden, de hoge huren in het Noorden, de rol die zwarten kregen als stakingsbrekers waardoor ze werden gehaat door hun blanke medearbeiders, de rellen in de steden toen de blanke soldaten uit de oorlog terugkwamen en hun oude plaats opeisten, het ontwakende zwarte nationalisme in Harlem en de eerste openlijke protesten tegen het blanke racisme. Ook de meer culturele kenmerken en rariteiten zijn in beide boeken met evenveel nadruk aanwezig: de flamboyante stijlen, het rondhangen in kleine kapsalons - omdat zwarten altijd en eeuwig met hun haar bezig zijn - ‘smooth talking’ en ‘cool walking’, het luidruchtige lachen, het snel en makkelijk verdienen en uitgeven, het dwangmatig gokken, het bijgeloof en het kerkbezoek.
Natuurlijk, Jazz is diepgaander, historischer, veelomvattender. De personages in Nigger Heaven zijn er plotseling, de verwijzing naar hun migrantenervaring is niet de rode draad, maar ook in het boek van Carl van Vechten worstelen de bewoners van Harlem met de pas ontdekte moderniteit, met de flexibiliteit en plooibaarheid die de Jazz Age van de deelnemers eiste, met de noodzaak om de veiligheid te zoeken in de stedelijke eenzaamheid die men eufemistisch aanduidt als ‘individualiteit’. Mary Love, de protagonist in Nigger Heaven, probeert haar identiteit te vinden door boeken te lezen. Ze zoekt geestelijke bescherming bij Jean Cocteau, Somerset Maugham, James Weldon Johnson en W.E.B. duBois. Net zoals Violet in Jazz de pleegmoeder van de vermoorde Dorcas opzoekt en gesprekken begint over het leven en de wereld, over mannelijkheid, vrouwelijkheid, moederschap, geweld, en vooral over zichzelf. En net zoals Joe Trace zich niet de seksualiteit herinnert, maar de gesprekken met zijn jonge geliefde. Met Dorcas kon hij praten, hij kon haar dingen vertellen die hij niet eens aan zichzelf kon vertellen.
Nigger Heaven verscheen precies in het jaar waarin Jazz zich afspeelt, in 1926. Ik zou het onbegrijpelijk vinden als Toni Morrison dit boek niet zou hebben geraadpleegd tijdens
| |
| |
haar onderzoek, vooral ook omdat beide werken bij dezelfde uitgeverij zijn uitgekomen. Het gaat mij niet om zoiets flauws als een verantwoording van al het materiaal dat Toni Morrison heeft gebruikt om haar boek te maken, maar om een postuum eerherstel van Carl van Vechten. Omdat hij blank was en bovendien homoseksueel heeft men hem na de ‘Harlem Renaissance’ van de jaren twintig verguisd en uit de zwarte literatuur verbannen. In het tijdperk van duBois, Malcolm X en de Black-Powerbeweging kon en mocht zwarte literatuur alleen door zwarten worden voortgebracht. Blanken zouden nooit iets begrijpen van de dilemma's en passies van de vroegere slaven, ze zouden nooit enig idee kunnen krijgen van de hartverscheurende belevenissen van mensen die waren ontvoerd, ontworteld, mishandeld en vernederd. Carl van Vechten had echter bewezen wat ware literatuur is: de indringende, gevoelige identificatie met het onbekende, de solidariteit met het vreemde, het vermogen om je datgene wat je niet zelf hebt meegemaakt, in te kunnen beelden. Ik zou het wel zo chic hebben gevonden als de grootste Afro-Amerikaanse auteur van deze tijd en passant vertelde dat zij is geïnspireerd door een blanke auteur over wie iedereen angstvallig zwijgt en wiens eens zo spraakmakende roman nu nergens meer is te krijgen.
Als Jazz al ergens mee in verband gebracht kan worden dan is het met F. Scott Fitzgerald, die aan de jaren twintig van Amerika de naam gaf: Jazz Age. Maar Morrisons gebruik van de term is veelzijdiger, wat al blijkt uit het openingsgedicht van The Nag Hammadi:
‘I am the name of the sound
and the sound of the name.
I am the sign of the letter
and the designation of the division.’
Jazz is dus niets anders dan... jazz. Niet uit te leggen aan een buitenaards wezen, enkel te beoefenen, bijna een zijnstoestand. Zo gebruikt Morrison het ook: als klank, als spel, als strategie. Het verhaal gaat over mensen die in een jazz-toestand van verwarring verkeren, over mensen die naar jazz luisteren, en het verhaal wordt verteld alsof het om jazz- | |
| |
muziek gaat. Het thema, de melodie zogezegd, wordt in de eerste alinea al weergegeven: Joe Trace hield zo veel van de jonge Dorcas dat hij haar vermoordde, ‘just to keep the feeling going’. Violet probeerde wraak te nemen door het gezicht van het dode meisje open te snijden. Dat mislukte, waarop Violet thuis al haar vogels vrijliet, ‘including the parrot that said “I love you”’. Hierna beginnen de improvisaties, de uitweidingen, de sierlijke variaties en de steeds verder terugkerende achtergronden, verteld door een nooit helemaal verschijnende vertelster: ‘I lived a long time, maybe too much, in my own mind,’ zegt de mysterieuze stem over zichzelf. Daarmee wordt aangegeven dat het er niet toe doet of het verhaal binnen de context van de roman als ‘waar’ wordt voorgesteld, dan wel een willekeurig verzinsel is van een eenzame oude vrouw die een beetje aandacht wil, omdat haar eigen man direct na het avondeten in slaap valt.
Er zijn zelfs momenten waarop de vertelster suggereert dat het verhaal - over de drie moederloze zielen Joe, Violet en Dorcas, die door de besneeuwde straten van Harlem zwerven, op zoek naar houvast in de moderne vrijheid, op zoek naar de geborgenheid, de troost en de aanspraak die de afschaffing van de slavernij niet met zich heeft gebracht - dat dat verhaal van geen enkel belang is. De woorden zelf zijn belangrijk, de klanken die worden voortgebracht en de gedachten die worden geuit ter wille van zichzelf: ‘I am the name of the sound, and the sound of the name.’ Het gaat niet om het vertelde, maar om het vertellen, zoals de jazz-muzikant muziek schept terwijl hij speelt, zonder van te voren te weten waar hij naartoe zal gaan. Het kan leiden tot een zekere onbestemdheid, soms tot pronkzucht en aanstellerij, omdat de mysterieuze vertelster niet het minste bezwaar heeft om zich zo nu en dan te laten meeslepen.
Op Rushdies vraag aan Toni Morrison waar het vertellen eindigt en ‘showing off’ met woorden begint, antwoordde zij dan ook kordaat dat aanstellerij verantwoord is zolang dat opzettelijk gebeurt. En dat is in Jazz absoluut het geval. Zo vraagt de vertelster zich plotseling af waarom overspeligen juist de donderdagavonden kiezen voor hun rendez-vous, om dan twee pagina's lang te peinzen over de aard van de donder- | |
| |
dag. Nutteloos gebabbel, maar verrukkelijk - voor wie geen haast heeft.
De eerste besprekingen van het boek tonen aan dat men met Jazz niet weet wat men in handen heeft. Een Volkskrant-medewerker vindt bijvoorbeeld dat ‘de inhoud van de roman te vaak wordt overstemd door de technische virtuositeit van de schrijfster. Persoonlijk ben ik, alle respect en waardering ten spijt, niet echt in de greep geraakt van Jazz.’ Dat klinkt ongeveer zo verwaand als wanneer iemand zou zeggen dat hij persoonlijk, alle respect en waardering ten spijt, niet echt in de greep is geraakt van Madame Bovary of David Copperfield. Eigenlijk zou er ook voor literaire monumenten een vorm van monumentenzorg moeten zijn, een of andere wetgeving die zulke bezoedelingen verbiedt. Het klinkt overdreven, maar ik ben ervan overtuigd dat men voorlopig niet anders dan fluisterend over Jazz mag spreken: ‘Jazz al gelezen?’
‘Ja.’
‘En hoe gaat het verder?’
Iets dergelijks.
|
|