| |
| |
| |
Negende hoofdstuk.
In het hol van de Leeuw
Marco in het kasteel van ridder Alex! Nu, hij had de eerste nacht, in het hol van de leeuw, heerlijk geslapen, zodat hij vol frisse moed in tegenwoordigheid van zijn hoge gastheer verscheen. Deze was ook erg goed geluimd en begroette zijn nieuwe nar hartelijk:
‘Goede morgen, vrolijke zanger. Ik hoop, dat je een goede nachtrust gehad hebt’.
‘Zelden heeft een nar zo heerlijk geslapen en nimmer heeft de opgaande zon hem zo hoopvol gewekt!’
‘Zo mag ik het horen’, lachte de ridder.
‘Maar nu even terzake nar! Op de eerste plaats: onthoud goed: het is hier veel zien en veel horen en niets vertellen. Wie toch praat, verdwijnt van het toneel. Je begrijpt me?’
‘Wie kan er beter zwijgen dan een nar en wie is er meer aan zijn leven gehecht?’
‘Goed, dat is één! Je hebt ons gisteren heel aardig geholpen; zodat we wel enig vertrouwen in je mogen stellen. Natuurlijk hebben we je hulp nog meer nodig. Je vers van gisterenavond heeft geweldig ingeslagen. Wat stoof die keizer op! Niemand, die hem ooit zo kwaad gezien heeft. Je had werkelijk succes van je werk, Marco! De keizer zal er nog wel verder over nadenken. Ook de hovelingen zijn nu wakker geschud. Zo gaat de zaak aan het rollen. Wij helpen zo nu en dan een handje. Wat zou je er van zeggen, de keizer één van je lieve verzen toe te sturen?’
‘Zeker als bewijsje, dat ik hem nog niet vergeten ben!’ lachte Marco.
‘Ha, juist, je zult wel een bruikbaar mens blijken. Maar
| |
| |
er is nog meer. We hebben nog een heel mooi werkje voor je!’
‘Altijd bereid, ridder!’ antwoordde Marco dadelijk. ‘Hoeveel verzen moeten het zijn?’
‘Bewaar je verzen voor later!’ sprak ridder Alex. En ernstig vroeg hij:
‘Je kent prins Otello, is het niet?’
‘Als het nodig is!’ antwoordde Marco voorzichtig.
‘Je bent een geslepen vos!’ bekende de ridder. ‘In dit geval is het nodig, dat je hem kent. Prins Otello bevindt zich namelijk in mijn macht, hij is in dit kasteel!’
‘In dit kasteel?’ riep Marco in de grootste verbazing uit. Hij wist zijn spel goed te spelen.
‘Ja, in dit kasteel’, herhaalde ridder Alex voldaan. ‘Zo dadelijk zul je hem over de binnenplaats zien wandelen. Maar.... zeg me eens Marco.... had je veel invloed op de prins?’
Marco wachtte even met zijn antwoord. Toen zei hij kalm en met veel nadruk op de laatste twee woorden:
‘Ik hield veel van de knaap Otello!’
‘Prachtig, dat is juist wat we nodig hebben. Het gaat hier niet om de prins, maar om een doodgewone jongen, die naar zijn vader en moeder verlangt. Vergeet dat niet Marco. Want het wordt jouw taak, de knaap te bewerken. Jij moet Otello opzoeken, met hem omgaan, zo veel als mogelijk is en precies zoals je dat met hem deed op het keizerlijk paleis. De knaap moet in jou zijn meest vertrouwde vriend zien. Naar één van ons wil hij niet luisteren....’
‘Dat kan ik me voorstellen’, dacht Marco. Hij zei echter niets, zodat de ridder vervolgde: ‘Als je werkelijk enige invloed op de knaap hebt, dan zul je wel in staat zijn, hem te doen inzien, dat het de schuld van zijn vader de keizer is, dat hij hier gevangen zit. En zo zul je de knaap moeten bewegen, dat hij zijn vader om verlossing, om de vrijheid smeekt, zelfs ten koste van het keizerschap!’
‘Anders niet?’ vroeg Marco.
| |
| |
‘Vergis je niet, nar. Al onze pogingen zijn vergeefs geweest. Otello schijnt al even trots en heerszuchtig te zijn als zijn vader’.
‘De nar zal zijn best doen, ridder!’
‘Prachtig! Dat is dan ook voorlopig alles, wat we van je vragen. Je hebt in het kasteel volkomen vrijheid van gaan en staan en je kunt met Otello spreken, wanneer je maar wilt. Alleen, het kasteel verlaten mag niemand zonder mijn toestemming’.
‘Is ook niet nodig’, lachte Marco. En de ridder lachte mee, niet vermoedend, dat Marco alleen maar op die toestemming doelde en zo nodig door eigen slimheid wel uit het kasteel zou komen.
‘Genoeg ernst voor vandaag’, besloot de ridder. ‘Kom mee naar de grote zaal. Een glas wijn en een vrolijk narrenlied zal ons opvrolijken’.
Hoe verschrok Marco toen hij voor het eerst de jonge prins op de binnenplaats van het kasteel ontmoette. Het fleurige blosje op zijn gelaat was helemaal verdwenen. Bleek en ingevallen waren zijn wangen en om zijn bedroefd starende ogen lagen donkere kringen. Neen, dat was dezelfde levenslustige knaap niet meer van enige dagen geleden. De wrede scheiding had al heel duidelijk zijn stempel gedrukt op het hele wezen van deze knaap. Maar wonderlijk! Zo gauw Otello in de hem naderende gedaante de nar Marco herkende, begonnen zijn ogen te schitteren en trilde een gevoel van vreugde door zijn hele lichaam. Want Marco hier, betekende voor hem de vrijheid! Met een jubelende kreet stormde hij op de nar af:
‘Marco, Marco! Jij hier? O.... nu krijg ik zeker mijn vrijheid terug!’
Op deze eerste vreugde-uiting moest Marco tot zijn eigen grote spijt wel een droeve teleurstelling laten volgen. Zeker, de eerste hartelijke begroeting moest wel plaats vinden. Daaraan kon de nar zich niet onttrekken. Een dergelijke
| |
| |
begroeting was ook voor de overal rondlopende en spiedende soldaten wel te rechtvaardigen. Maar voor de rest moest Marco koel en terughoudend zijn. Otello staarde hem dan ook weldra verwonderd aan en vroeg nogmaals, maar nu met veel minder vreugde in zijn stem:
‘Je komt me toch halen Marco, om me terug te brengen naar mijn vader en moeder?’
‘Bedaar Otello’, sprak Marco. ‘De macht van een nar is maar zeer beperkt. Of dacht je, dat ridder Alex zo'n kostbare gevangene, zo maar door een gewone nar liet weghalen? Neen Otello! Van bevrijden is hier geen sprake!’
Marco had deze woorden luid en duidelijk gesproken, zodat de aandachtig luisterende soldaten ze goed verstaan konden. Want vóór alles, moest iedere argwaan vermeden worden. Toen vervolgde Marco op rustige toon: ‘Laten we wat rondwandelen, Otello! Ik heb ondanks de eerste teleurstelling toch nog een kleine verrassing voor je. Ook Marco de nar is van woonplaats veranderd. Het was voor de nar beter, niet langer bij de keizer te zijn! Hij is nu de nar van ridder Alex. En als zodanig zal ik ook het grote genoegen hebben, mijn beste vriend Otello iedere dag te ontmoeten’.
‘Dus je blijft hier bij me?’ juichte Otello. ‘Maar dat is heerlijk Marco’.
‘Jaja. Maar vergeet niet beste Otello, dat ik in dienst van ridder Alex ben. Als je dus over bevrijden wenst te spreken, moet je niet bij mij, maar bij je eigen vader zijn. Feitelijk is hij de schuld van alles. Hij moest geen middel onbeproefd laten, om je te verlossen. Dit zijn echter mijn zaken niet. De ridder heeft mij tot je gezonden, om je een beetje op te vrolijken. Hij vond, dat je er niet al te best ging uitzien. En gelijk heeft hij. En omdat men Uw vader, de keizer, beloofd heeft, dat men de prins uitstekend zou behandelen, rust van heden af op mij weer de aangename plicht, de verbannen zoon weer wat nieuwe levenslust te bezorgen’.
‘In het paleis van mijn vader zou dat beter lukken!’ merkte de knaap verstandig op....
| |
| |
‘Ik ben werkelijk gekomen om je te bevrijden’ (Blz. 88)
| |
| |
‘Dat zijn de zaken van de keizer!’ lachte Marco. ‘Ik kom je iets leuks vertellen!’
Het gelukte Marco werkelijk de arme knaap voor enkele ogenblikken op te vrolijken. De nar zong, sprong en danste, dat zelfs de loerende soldaten meelachten en hun waakzaamheid een beetje verslapte. Van zulke ogenblikken maakte de nar dan een slim gebruik om zijn geliefde prins van de juiste toestand op de hoogte te brengen.
‘Bedwing je ogen!’ fluisterde Marco dan vlug. ‘Ik meen het goed met je hoor. En ik ben werkelijk gekomen om je te bevrijden. Maar niemand mag het weten! Pas op.... de soldaten naderen weer’.
Dan moest weer een nieuwe grap alle argwaan doen weglachen. Al bleven echter deze mededelingen kort en zeldzaam, toch waren ze al voldoende, om Otello weer echt blij en gelukkig te maken; zodat binnen enkele dagen al een heel duidelijke verandering in zijn toestand te constateren viel. Ridder Alex verborg zijn tevredenheid dan ook niet:
‘Je weet de knaap aan te pakken Marco. Hij verandert met het uur’.
De nar boog dankbaar voor die lof. Maar hij zou geen nar geweest zijn, als hij niet meteen een handig gebruik van Ridder Alex tevredenheid gemaakt had. Hij begreep maar al te goed, dat de rondlopende soldaten al zijn gesprekken afgeluisterd en overgebriefd hadden. Een beetje meer vrijheid achtte Marco wel gewenst en daarom sprak hij:
‘Ja.... de jongen heeft zich weer onmiddellijk aan mij gehecht, ondanks ik hem duidelijk te verstaan gegeven heb, dat ik hem niet bevrijden kan. Ik praat hem telkens opnieuw in, dat dit de zaken van de keizer zijn. Ik hoop hem spoedig tot die overtuiging te brengen. Maar het zou voor mijn samenspraken met hem zeer gewenst wezen, als men ons eens met rust liet. Telkens opnieuw mengen de soldaten zich in ons gesprek. Dat is vaak hinderlijk, ridder. U begrijpt, hoe gemakkelijk daardoor een goed moment bedorven kan worden’.
| |
| |
‘Inderdaad nar!’ gaf de ridder dadelijk toe. ‘Een rustige, ongestoorde inwerking op het gemoed van de knaap is noodzakelijk. Je kunt de soldaten wegzenden, als ze je naderen! Neen, nog beter. Ik zelf zal last geven, dat, zolang de nar met de prins bezig is, zij op een afstand moeten blijven’.
Ziezo, dacht Marco bij zichzelf. Dat hebben we alweer gewonnen. Het gaat langzaam. Maar we komen vooruit.
Iedere dag opnieuw was nu de binnenplaats van het kasteel getuige van een ongekende vrolijkheid. De prins lachte weldra net zo hard als de nar. Natuurlijk was Marco wel zo slim, de soldaten niet steeds op een afstand te houden of ze van zich af te stoten. Het was beter goede vrienden met ze te blijven. Hij was al dubbel en dwars tevreden, als hij zo nu en dan enkele ogenblikken rustig met de prins alleen kon zijn. Dan kon hij hem vertellen van zijn vader, de keizer, dan kon hij hem vertrouwen geven in de toekomst; dan kon hij hem telkens opnieuw herhalen, dat er spoedig een eind zou komen aan zijn gevangenschap. Maar de rest van de tijd, zowel in- als buiten het kasteel, richtte de nar zich tot de soldaten, maakte hij grappen met hen en zong hun zijn verzen voor. Geen wonder, dat Marco binnen enkele dagen de vriend van allen was. Hij was de man, die afwisseling bracht in hun eentonig bestaan. Als tegendienst leidden de soldaten de nar rond, door vertrekken, stallen en schuren; zij namen hem zelfs mee naar de uitkijktorens of maakten korte wandelingen over de muren van het kasteel. De soldaten deden het zonder de minste argwaan: de nar was één der hunnen. Marco glunderde. Ongemerkt kwam hij zo op de hoogte van de hele inrichting van het kasteel. Een wetenschap, die misschien nog wel eens van pas kon komen. Bovendien bezorgden al deze rondwandelingen Otello een aangename afwisseling, want Otello was steeds, waar Marco was.
Ja, dit werden jolige dagen voor Marco. Hier was hij als
| |
| |
nar op zijn best. Vooral 's avonds, als de voornaamste edelen rond ridder Alex in de grote zaal verzameld waren en de grote gouden bekers telkens opnieuw met de bruisende wijn gevuld werden, dan was Marco op zijn best. Dan danste en sprong hij, dan stak hij met iedereen de gek, dan wist hij door zijn verzen de vrolijkheid ten top te voeren. Dan.... Marco wist het en luisterde scherp.... dan kwamen ook de tongen der feestvierders los en kreeg de altijd waakzame nar veel te horen, wat hem tot nu toe onbekend was.
‘Bravo Marco!’ klonk het de ene keer.
‘Goed gedaan hoor! We zullen je eerstdaags voorstellen aan onze edele ridders Boudewijn en Floris. Zij zullen je grote verdiensten niet onbeloond laten. Als eerst de keizer maar verdwenen is!’
Een andere keer klonk het:
‘De nar is waard, om in ons verbond opgenomen te worden. We zullen je op onze volgende bijeenkomst als één van onze beste strijders voorstellen’.
Marco liet ze maar schreeuwen; deed net of hij er geen notitie van nam, maar hield de dingen van waarde vast in zijn geheugen.
Niet altijd was alles even aangenaam om te vernemen. Op een dag werd hij weer bij ridder Alex ontboden.
‘We moeten weer eens praten Marco!’ begon de ridder. ‘Je voelt tenslotte wel, dat je niet alleen voor vermaak van allen hier bent. Hoe staan de zaken? Je hebt nu enige dagen zo rustig je gang kunnen gaan. Heb je succes bereikt? Is de prins van plan een smeekschrift om vrijheid aan zijn vader te schrijven?’
Marco lachte fijntjes.
‘Had mijn meester getwijfeld aan de invloed en de macht van de nar? Natuurlijk is de prins bereid. De prins is trouwens bereid tot alles, wat de nar van hem vragen zal. Een lach, edele ridder, vermag vaak veel meer dan een ruw bevel of een listig woord’.
‘Spaar me je narrenwijsheid!’ bromde ridder Alex.
| |
| |
‘Zeg me liever of je me morgen dat schrijven van de prins kunt bezorgen!’
‘Ik zal het U morgen zelf overhandigen!’
‘Prachtig! Keurig werk gedaan. Ook wij zullen ons niet onbetuigd laten, Marco. We hebben besloten je in ons verbond op te nemen. En als dan later graaf Otto keizer is geworden, zal hij zeker zijn getrouwen weten te belonen’.
Een ogenblik stond Marco sprakeloos. Een geweldige schrik had zich plotseling van hem meester gemaakt bij het horen van de naam: graaf Otto! Graaf Otto Keizer! Lieve hemel, wat zou dan het arme volk te wachten staan? Otto Keizer! Daaraan had Marco zelfs nog niet durven denken. Dit bericht was voor Marco zo verrassend, zo onverwacht en zo angstaanjagend, dat de angst en de schrik daarover duidelijk op zijn gezicht te lezen stonden. Ridder Alex merkte het dadelijk en vroeg daarom ook enigszins spottend:
‘Wat staar je me verschrikt aan, nar? Ben je bang?’
‘Haha!’ daverde Marco's lach plotseling door het vertrek, ‘een nar bang? Haha!’
Marco had zich weer hersteld en spotlachend ging hij voort: ‘Een nar kent geen vrees. De uitdrukking in mijn ogen, die mijn meester vrees of angst wenst te noemen, is niets anders dan een blik van verbazing, van nog niet beseffen en nog niet verwerken, welk een grote eer hem zo plotseling te beurt valt. Mijn meester bedenke toch, wat het voor mij zeggen wil van nar, van een lachende dwaas, plotseling opgeheven te worden tot denkend mens, medestrijder te worden in de dienst van de edele graaf Otto. Dat hoge voorrecht, ridder, overviel mij en stemde mij even ernstig. Maar dat is voorbij! Nu ben ik weer Uw nar! Een vrolijk lied zal geen kwaad kunnen’.
‘Neen zeker niet’, stemde de ridder toe.
‘Maar eerst nog iets. Kunt ge werkelijk niet paardrijden?’
‘Als het nodig is!’ lachte Marco.
‘Ja, zie je, we hebben morgenavond een verre tocht te
| |
| |
maken naar het verlaten kasteel van ridder Boudewijn’.
‘Ik zal rijden, ridder!’
‘Dat is vreemd!’ vond ridder Alex. ‘En bij je ontvoering uit het keizerlijk paleis moest men je voor op het paard nemen’.
‘Wist ik of vriend of vijand mij ontvoerde?’ lachte Marco.
‘Haha!’ lachte ook de ridder. ‘Ik begrijp je nar. Je bent slim. En nu.... een lied’.
|
|