Gedichten(1906)–Hilda Ram– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 189] [p. 189] 't Molenrad Molenrad, molenrad, Worstlend door 't weerstrevend nat, Draai wat sneller, molenrad! Weet ge niet, dat op de brug Dientje haren bruîgom wacht? Langzaam draait ge, zwaar en stug, Of ge moê waart van de vracht, Of de trage, grauwe beek Water niet, maar lood u bleek!.... Dientjes blik wordt droef en bang, Want ze wacht reeds, och, zoo lang! Molenrad, molenrad, Draai wat sneller, molenrad! Molenrad, molenrad, Stoeiend door het speelsche nat, Draai zoo snel niet, molenrad! Weet ge niet, dat op de brug [pagina 190] [p. 190] Dientje bij haar bruîgom staat? Haastig draait ge, licht en vlug, Of ge moeite en last vergaat, Of de dartle, klare beek U een speelgenoote bleek!... Dientje lacht zoo gul en blij: Dons staat haar ook ter zij! Molenrad, molenrad, Draai zoo snel niet, molenrad! Vorige Volgende