Gedichten(1906)–Hilda Ram– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 150] [p. 150] Bloemekens plukken Bloemekens plukken... bloemekens plukken... Zie ze schittren langs 't kronkelig pad, Zie ze wieglen op d'adem van 't windje, Zie ze met peerlenden dauw bespat! 't Is of hun hartje in de zonnestralen Warm is geworden, vuur heeft gevat, 't Is of ze wenken en lonken en vleien, 't Is of ze vragen, fluisterend zacht, Pluk me, och pluk me, voor u is mijn schoonheid, Geurend en kleurend uw liefde ik betracht! Bloemekens plukken... bloemekens plukken... Ah, maar ze zijn zoo tenger, zoo broos! Nauw ontrukt ge ze aan 't koesterend zonlicht Of vergaan is hun lieflijk gebloos; Nauw beroert ze uwe hand, of de perel, Die in hun kelkje zijn schuilplaats koos, Rolt verloren; geknakt is de stengel, 't Hoofdje is gebogen, verflenst is de kroon. Bloemekens plukken.... alleen uw beroeren Doemt tot verderf hun bekoorlijk schoon! Vorige Volgende