Gedichten(1906)–Hilda Ram– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 99] [p. 99] De Taal des Harten Er is een taal in Noord en Zuid, In Oost en West verstaan, Wie alle spraak en stemgeluid Ten trouwen dienste staan. Geen taal, hoe klaar en diep van zin, Die bij dees één het haal, Geen, die in rijkdom overwin' Des harten schoone taal. Waar soms de mond onmachtig zwijgt, Het zwakke woord versterft, Vergeefs 't gevoel naar de uiting hijgt, Dat meegevoel verwerft; Daar geeft die taal, door 't aangezicht, 't Beweeglijk ooggestraal, De houding, van den strijd bericht, Daar spreekt nog 's harten taal! [pagina 100] [p. 100] In moeders blikken leest ze 't kind, Als nog de moedervreugd Geen enkel woord ter uitspraak vindt Van 't moederlijk geneugt. Is 't duister in des zuiglings brein, Zij kent noch perk noch paal, Die hartetaal, voor groot en klein De ware moedertaal! Zoo gij die taal te kennen zoekt Vraag geen geschrijf om raad, Gij vindt die 't best van al geboekt Op 's menschen trouw gelaat. Onstuimge hartstocht, bange smart, Verborgen weemoedskwaal: Het innig zielsgevoel ontwart Die machtge hartetaal! Doch zoek niet waar een steenen borst Een ijskoud hart omvat: Geen kille, roestige ijzerkorst Die vuurge vonken spat! Geen bloemen spruiten uit een aard Verdroogd, verhard tot staal! Stom wordt, waar 't rein gemoed ontaardt, De zoete hartetaal! Vorige Volgende