Marcel, achttien jaar, was werkloos en woningloos. Ramin, zestien jaar, was een wees en ging niet meer naar school. Loyd, negentien jaar, was een part-time metselaar, die gesteld was op mooie kleding. Bij de ontmoeting, voor de aanvang van de film werd er niet veel gezegd.
Ramin: ‘Na kino disi je kon loekoe?’
Marcel: ‘Yeah, interesting.’
Loyd: ‘A no foe wan fa, ma me pina hatelijk den dei disi.’
De laatste opmerking van Loyd bleek voor alle drie van kracht te zijn. Samen liepen ze de bioskoop binnen en met gevoelens van solidariteit besloten ze naast elkaar plaats te nemen. De film was een succes voorzover de kijkers koelbloedig en misdadig van instelling waren. De overval verliep vlot en vol meedogenloze akties. Zo werden bij de inval in de bank twee bankemployees doodgeschoten met een automatisch vuurwapen. Je kon het op het filmdoek heel duidelijk zien. De ene werd midden in zijn linkeroog getroffen en op de muur naast zijn hoofd bleef een restje oog kleven, zwart, wit en donkerrood. In het gezicht was een grote rode holte ontstaan: een roos van vlees. Van de ander werd op zijn haargrens het voorhoofd opengereten en je zag zijn verbrijzelde hersenen. Het was om goed misselijk van te worden, maar de drie vrienden zaten er rustig naar te kijken. Ach, tegenwoordig zag je op het filmdoek zo vaak zulke beelden, dat het je tenslotte helemaal niets meer deed.
Wat de drie vrienden bijzonder interesseerde, was het feit dat de drie bankrovers in de film er vrij gemakkelijk in slaagden om in alle vrijheid naar een buurland te vluchten met een buit van enkele duizenden dollars.
De laatste beelden op het witte doek toonden de drie rovers, vrolijk en uitgelaten zoals ze leefden in hun nieuwe woonplaats.
Na afloop van de film liepen de drie naast elkaar het theater uit. Op de hoek bleven ze staan en het was daar, dat Marcel het voorstel deed.
Een bankoverval. Net als in de film maar alleen een beetje aangepast aan de Surinaamse situatie.
Ramin werd het eerst enthousiast. Het leek hem een geweldig idee en het zou een direkte oplossing zijn voor zijn eigen problemen.
Loyd, een beetje bedaard, vroeg of ze het met dit trio zouden doen. Daarbij keek hij Ramin misprijzend aan. Die situatie was gunstig voor Marcel om de leiding in handen te nemen.
Hij stelde voor dat ze de zaken rustig zouden bespreken. De anderen gingen accoord en met zijn d'rieën begaven ze zich naar een oud sloophuis in de Prins Hendrikstraat. Daar werd het plan besproken en ze namen drie dagen de tijd om alle voorbereidingen te treffen.
Vanmorgen was de dag van de uitvoer. Marcel had nog steeds de leiding.
Loyd had de omgeving van de bank gecontroleerd.
Alles was in orde: geen politie, niet veel klanten en weinig auto's voorde ingang van de bank. Het stelde hem gerust en hij liep, beheerst terug naar de auto. Nadat hij de situatie beschreven had was het even stil. Het moment had iets onheilspellends. Nú konden ze er nog mee ophouden. Marcel zag in een flits het gezicht van zijn vader. Loyd voelde het geweer in zijn handen; het was dodelijk koud. Ramin