hij haar Wonnie-Chin omdat ze zulke grappige ogen heeft. Precies als de ogen van ‘Omoe’ in de winkel. ‘Spleetogen’, grapt zijn oom altijd.
‘Kom Frank, opschieten’, zegt moeder geërgerd.
Frank neemt zijn hemd van de stoel. Hij is nog bezig zijn hemd dicht te knopen als er van buiten een stem klinkt. ‘Fra-a- a - a -- a-n-k!’
Dat moet Ramin zijn. ‘Ik ko - o - o - o om’ roept Frank terug. Hij grijpt zijn tas. Pas op, zijn brood rolt er bijna uit. Frank heeft haast. Hij vergeet zelfs zijn moeder te groeten. Pas bij de voordeur denkt hij daaraan en rent terug.
‘Dag Peggy’, ‘dag Wonnie-Chin’, ‘dag mama’
‘Dag Frank’, doe je best hoor!’