De gestolen vlag

[p. 4]

1. De eerste schooldag

Het is erg druk in de Chinese winkel. Wel zes kinderen staan op hun beurt te wachten.

Omoe, de Chinees, doet zijn best om iedereen zo snel mogelijk te helpen. Drie broden voor de een, een half ons kaas voor de ander.

Frank, een jongen van negen jaar is er ook. Hij staat in zijn pyjama met een groene doek in de hand. Ongeduldig gaat hij van zijn ene been op de andere staan. Hij heeft haast vandaag.

Het is al half zeven en hij wil niet te laat zijn op school. Weet je welke dag het is? Maandag 2 oktober, de eerste schooldag na de grote vakantie. Gelukkig, nu is Frank aan de beurt.

‘Vier broden en een ons pindakaas’.

[p. 5]

[p. 6]

Omoe zet de broden op de toonbank. Frank wikkelt de broden netjes in de doek.

Wat is die Frank blij dat hij weer naar school kan. Niet dat de vakantie niet leuk was. Integendeel! Frank heeft met zijn vrienden Ramin en Lito een hele fijne tijd gehad. Maar nu wil hij weer naar school. Hij wil zijn andere vrienden van school terugzien.

Robby en Baidjoe en Wendel. Oh nee, Wendel zal hij misschien niet zien. Die is blijven zitten in groep vijf.

Wie zal hun juffrouw worden in groep zes? Frank vindt het een spannende dag, de eerste schooldag. Hij hoopt dat ze allemaal weer in een klas zitten. Ramin, Lito, Robby, Baidjoe en hijzelf.

‘Boi teki yu pikin moni.’ Omoe is niet vrolijk vanmorgen. Hij schreeuwt zelf tegen Frank, die even staat te suffen. Frank neemt het kleingeld en haast zich naar huis.