‘Kijk eens!’ lachte Jocko. ‘Een knapzak! Die is voor ons!’
‘Die is voor ons!’ zei Martin likkebaardend. ‘Maar hoe krijgen we hem, dien hapzak.’
‘Da's niks,’ besliste de aap. ‘Jij pakt mij bij m'n staart en ik houd den zwieber van Flapoor vast. Snap je?’
‘En wie moet mijn staart dan vasthouden!’ vroeg Martin.
‘Wel niemand! Jij blijft hier boven. Begrepen? Hou vast dan en als ik roep: Klaar! dan trek je de heele zaak omhoog!’
Geen tien tellen later bengelde de dierenketting omlaag. Flapoor kon den riem juist met de tanden grijpen.
‘Klaar!’ riep Jocko en Martin palmde zijn twee vrienden met den buit naar boven.
‘Wat zeg je d'r van?’ vroeg de aap voldaan.
‘Ik zeg maar, wie niet sterk is, moet slim zijn.’
‘Dat zeg ik met je mee,’ zei Flapoor en Martin bromde:
‘Ik ook. Wie aan 't werk is, moet stil zijn.’
En beeroom wàs aan 't werk en hij was er stil bij ook. Terwijl de hond en de aap zich met de etenswaar bemoeiden, had hij de flesch te pakken gekregen. Heel handig