Speceryen-geur, ofte Eene verzaameling van uitmuntende gezangen(1735)–J. G., A. de R.– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 72] [p. 72] Dank-lied. Stem: Psalm XXXI. I. Ik neem myn toevlucht, Heer, in 't duister Tot U, die blyft, hoe 't gaat, Myn trouwste Toeverlaat: Doorstraal myn boezem, met uw luister; En laat uw Legerschaaren Myn ziel en lyf bewaaren. II. Van d'uur af, dat ik ben gebooren, Hebt Gy my bygestaan: Was ik met kruis belaân; Straks kwam uw kracht myn zwakheid schooren: Dies zal ik U steeds pryzen, En dankbaarheid bewyzen. III. Waar kan men 't heil by vergelyken, Door U te weeg gebragt, Voor 't menschelyk geslacht; Waar meê Gy eeuwig wilt verryken, Die alles af wil sterven! Ach! Heer, doe 't my beërven! Vorige Volgende