Lauwer-stryt(1665)–Catharina Questiers, Cornelia van der Veer– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 129] [p. 129] Aen de Deucht- en Konstrijkste Juffer, Juffrouw Catharina Questiers. GEleerde Maecht, soo hooch uytstekende onder maeghden; Als Perseus Bruydt-çieraet, als Ariadnês Kroon; Die Febus (doch Jupijn bysonderlijk) behaegde, Na 't voorbeelt van Minerf, geteelt d'opper-troon: Wanneer ik eerstmael hoorde uw hoogbesielde sangen Op d'eedle maet van ons Parnas en Helicon: Dacht ik u waerdt met Myrte, en Lauwerkrans omhangen Als thiende van den Rey der Susters van de Son; Een Saffo schijntge in rijm, in 't spreken een Sybille, Tot ik t'ontelbaer schoon van al uw kunsten sach; Nu sal geen Saffo of Sybil mijn vaersen spillen, Noch wat op Helicon aenbidd'lijk wesen mach, De groote Throon-God heeft de Susters Sangeressen Geteelt in d'armen van d'Alheugster Mnemosijn, [pagina 130] [p. 130] Tot Lier en Luyt alleen geschapene Godessen; Maer Pallas uyt het brein, en hersens van Jupijn, Op dat in haer niet een maer alle konst mocht bloeijen, Die tot de geest, en ziel, en wijsheit eigen is, (Dus sach men 't kleine Athene in roem des Godtheit groeijen) Tot een volwasse school van kunst-geheimenis. Vergeef my, wijse maeght, mijn trots en Heidens roemen. Soo ick te prachtigh spreek voor uw te sedige aerdt, Ik souw u tiende van die Sang-Goddinnen noemen. Indien gy niet met recht een tweede Pallas waerdt. J. Cabeljau. Hage den xx. van Herfstmaent, 1664. Vorige Volgende