Ten versoek van A.V.S. Geschreven in een Strick van twalef herten door malkanderen gevlochten, dat' er niet over of niet te kort most koomen. Op de schryf-konst.
MEn beelt de Schrijf-konst uyt door een bedaaghde Vrouw
In d'eene hant een Vat met liefelijke dou,
Waar mee zy 't jeughdich breyn misdaadich komt besproejen:
In d'and're hant een vijl om 't grof verstant te snoejen.
Het waater-vat bediet de oeffeningh der jeugt
In nutte weetenschap hun leyend tot de deugt.
[pagina 94]
[p. 94]
Dat gheen Sireens Gezangh haar van dat spoor mach locken.
Soo groeyt en bloeyt de kunst met zulk een sap doortrocken.
Zoo word de spruyt een boom, doch 't snoeymes niet gespaart.
De Vijl die moet aan 't werck, en niet te lang bewaart.
Om 't stof van wullepsheydt en kanckerende roesten
Van quaa gewoonte tot de gront toe te verwoesten.
De Oude lieten ons tot erf-pant sulcken beelt.
Wat Konst heeft immermeer zoo wond'ren vrugt geteelt!
't Huys blijvend kan men heel de werelt zien in boeken:
Wanneer een Jongelingh zijn Juffers gunst komt zoeken
Door vleyen en ghesmeeck en staage dienstbaarheyt,
En dat het strengh verbodt van d'ouders hem ontseyt
't Byweesen en 't gesicht van fijne uytverkoren,
Zou niet 't verliefde hert in pijn en droefheyt smooren,
Zoo d'eed'le Schrijf-konst daar gheen hulp en bystand gaf?
Geen slot hoe vast van klem noch vaaders strenge straf
Die keeren kan de vlucht van zulcken snellen Veeder
[pagina 95]
[p. 95]
Zy dringt door glas en spleet, en keert zoo heen en weeder.
Vorst Cadmus zy gedanckt, die speelende in het zant
Zoo nutten weetenschap voor zijn naakoomers vant.
Daar meenich, die fortuyn in 't minst niet had gegeeven,
Door deeze Kunst tot staat en grootheydt zijn verheeven.