Aan Juffr. Catharina Questiers De Hoest, Als haer E. my beschuldigde van dat ik haar inden druk wilde helpen, en wel wist dat zy het huys vol swarigheit hadde.
GY zegt ik por u staagh om in den druk te krijgen,
Wel wetend' dat gy hebt het huys vol swarigheyt,
Het antwoort datter dient en ken ik niet verswijgen;
Wijl in die zwaricheydt gheen ramp verborgen leydt;
Maar hoe ze meerder groeydt hoe meerder gy zult bloeyen.
Noyt weykze van u maar verzel u tot ter doodt.
Wil ymant dees mijn wensch als afgunst gaan verfoeyen?
Hy swijght, terwijl gy gout en zilver puurt uyt loot.