Lauwer-stryt
(1665)–Catharina Questiers, Cornelia van der Veer– Auteursrechtvrij
[Folio *7v]
| |
Paradoxon.TWee, die natuur niet heeft ghewapent tot den strijdt,
Wiens weereloose kracht geen krijghs-geweldt en lijdt,
Zijn noch, natuur ten spijt, tot een Twee strijdt getreden.
d'Eelmoedi'ge Van der Veer vol dapperheydts, vol viers,
Heeft met de wijdt-beroemd' en schrand're Questiers
Om d'onverwelckb're krans van Lauwer-lof gestreden.
Men noem' dan nooyt een Maeght, een moedt en weerloos dier,
Schoon haar de kracht ontbreeckt van 't taey en vleessigh spier,
| |
[Folio *8r]
| |
Haer leden teer en niet tot worst'len zijn geboren.
Geen harnas spant haer borst, haer handen vult geen speer,
Haer hooft deckt geen helmet: dit alles is haer Veer,
Die sy voor speer, helmet, en harnas heeft verkoren.
Hoewel natuur haer heeft de waepenen verboon;
Den Hemel heeft haer niet gheweyghert wijsheyts-kroon;
En laet haer dapperheyt, en wijs beleydt versellen:
En noodt haer op 't banket van alle wetenschap;
Schenckt haer een vlugge Veer, en maeckt haer geesten rap.
Met sulck een tuygh omgordt kan sy haer vyandt vellen.
Daer meed' heeft Van der Veer manhaftigh sich geweert,
En 't stormen van Questiers kloeckmoedigh afgekeert,
Tot dat zy en Questiers vewinninghs-lof behaelden.
O wond're Twee-strijdt! daer den een den and'ren sloegh,
En, die verslagen wierdt, met reght het teecken droegh,
Van d'overwinningh; en zy beyde zeghepraelden.
| |
[Folio *8v]
| |
Juycht Amstels Burgery! Roemt vry op dapperheydt;
Die blood' schijnt onder u heeft sigh ten strijdt bereyt:
Uw' Maeghden vol van moedt sijn onverwinkb're helden:
Brenght voort haer zege-koets; en pluckt een Lauwer-telg;
Spant in het moedig Ros: geen eeuw haer lof verdelg
Sy klinck door Stadt, en Dorp, en vleck, en bosch, en velden.
Vaer alsoo voort Questiers; daegh vaeck tot sulck geveght:
Peys nooyt O Veer; op dat men aen u hoofden hecht
Een groene Lauwer-krans. Stap soo met wijde schreden
Na 't Hemelsch Paradijs, op 't eynde van de baen:
Daer hanght voor u de kroon van onverwelckb're blaân:
Daer sult ghy 't onder-maensch met uwe voeten treden.
Ibit multa ferens.
Anagramma,
Lambertus Fijten.
Anno 1664. den 12. September. |
|