Lauwer-stryt
(1665)–Catharina Questiers, Cornelia van der Veer– Auteursrechtvrij
[Folio *1r]
| |
[Folio *3r]
| |
Opdraght aan Juno,
| |
[Folio *3v]
| |
Mijn werck; en legh de Rijm-pen voor u neer.
Al langh genoegh gestreen om ydele eer.
Men ziet, hoe haast het leeven neemt een keer,
En ruckt ons heenen,
Ga naar voetnoot*'t Altaar van Dis en fijne Proserpijn
Behoedt ons niet, als eertijds Tarentijn;
Het warme nat weerstaat geen fel fenijn,
Noch stelpt het weenen.
'k Zegh dan, vaarwel gy heylige Myter-schaar.
Verwacht van my noch Offer, noch Altaar.
Ik neem verlof, dat ik mijn Lier ontsnaar;
't Moet u behaagen.
Gy, ô Goddin, behoe ons Trouw-verbondt,
Dat ons geen beet van felle tanden wond.
Spaar dogh ons lijf en geest zoo langh gesont.
Aan 't end ons daagen.
Catharina Questiers de Hoest.
In Amsterdam den 10. October 1664. |
|