De socialisten: Personen en stelsels. Deel 6: In de tweede helft der XIXde eeuw, tweede gedeelte

J.

Jablonski, D.E., bisschop der Moravische bröeders, 1660-1742, I. 410.

Jachtrecht, Het Pruisische, V. 226. Vrijheid van, VI 274.

Jachtwet, I 429, IV. 107, 123, V. 398.

Jackson, A., Amerikaansch staatspresident, 1767-1845, II. 305.

Jack Straw, helper van Wat Tyler in 1381, I. 78. onthoofd, 79.

Jacob van Kampen, Bisschop der Wederdoopers in Amsterdam, I. 119.

Jacobi, Poolsch geneesheer, VI 125.

Jacobi, Heinrich, Duitsch schoenmaker, verspreidt Weitling's brochure in Duitschland, IV. 304.

Jacobijnen, de, eene staatkundige vereeniging in Frankrijk ten tijde der Fransche revolutie, VI. 41, 78, 143 noot. Volgen Robespierre en verwerpen Boissel's contra-project, I. 305. Hun strijd met de Girondijnen, 327, 341, 355. Willen den oorlog vermijden, 334. Hun club, 206, 337, 346. Opgezet tegen de Hébertisten, 355. Hun moeilijke strijd met die partij, 335. Fourier over hen, II 214 noot. Hun traditie gevolgd door de Blanquisten, VI. 321, 322. Veroordeeld door Jules Vallès, 359.

Jacobus I, koning van Engeland, 1603-25, I. 127, 199 noot, 205, V. 398.

Jacobus II, koning van Engeland, 1685-88, I. 145.

Jacoby, J., Duitsch democraat, 1805-77, IV. 357, V. 93.

Jacotot, J., bekend door zijn onderwijsmethode, 1770-1840, III. 124. Cabet's leermeester, 248.

Jacquerie, Boerenopstand in 't midden der 14de eeuw, I. 73-75, 325. VI. 461, 465. Verschil tusschen de commune van Marcel en de Jacques, I. 75.

Jaeckh, Gustav, schrijft over de ‘Internationale’ in Engeland, V. 464 noot.

Jäger, Eugen, schrijver van ‘Der moderne Socialismus’, V. 460 noot.

Jakovleff, Ivan, Russisch kolonel, vader van Herzen, VI. 31.

Jallat, Fransch geneesheer, Saint-Simonist, III. 47 Tegen Buchez, 46 noot. Tijdens de cholera te Parijs in 1832. 89.

Jan II, koning van Frankrijk, 1359-64, I. 74.

Jan Matthysan, Wederdooper, I, 106, 110, 111, 112-114, 116.

Jan Paeuw, Wederdooper, I. 118.

Jan van Geel, Wederdooper, I. 119.

Jan van Leiden, koning der Wederdoopers, I. 113, 115-117, 118-121.

Jan van Schellincwoude, Wederdooper, I. 117, 118.

Jan van Wij, Wederdooper, I. 117, 118.

Jan Willemsen, predikt goederen-gemeenschap, I. 121.

Janet, P., Fransch wijsgeer, geb. 1823, II. 57 noot, III. 325 noot.

Janitsaren, de, bende Turksche soldaten gevormd uit Christenen-gevangenen, 1329, II. 214 noot.

Janson, Eric, vestigt eene kolonie te Bishop-Hill in Illinois, III 174 noot.

Jansonisten, kolonisten in Illinois onder den Zweed Eric Janson, III. 174 noot.

Jaurès, J., leider der socialisten in de Fransche Kamer, VI. 328 noot, 333, 335. Inzicht over de Fransche revolutie en over het erfrecht, V. 228 noot G Lefrançais over hem, III. 416 noot. Zijn stem, VI 326, 336. Ontwikkeling van zijn socialisme, 335 en noot. Groot redenaar, 335, 336 noot. Optreden in de Kamer, 336, 337, 425; in het Zola-proces, 336 noot. Over radicalen, 335 noot. Opvoeding zijner dochter, 335 noot. Waarom niet herkozen, 337. Zijn geschriften, 337. Richt op met Rochefort de ‘Verrerie ouvrière’, 354. Op het congres te Londen in 1896, 415, 418. Zijn toelating tot het congres geeft aanleiding tot heftige tooneelen, 419. Vriend van Millerand, 421, wiens ministerschap hij op het congres te Parijs in 1900 tegenover de Guesdisten verdedigt, 421, 422, en zegeviert, 423. Vertegenwoordiger in het bureau van het Intern. secretariaaat, 422 noot. Op het congres te Amsterdam in 1904, 425.

Javogues, I. 377.

Jedrzejowski, Poolsch socialist, VI. 422 noot.

Jefferson, T., president der Vereenigde Staten van Amerika, 1743-1826, II. 355, VI. 194.

Jeffrey, Francis, Lord, Eng. staatsman en schrijver, 1773-1850, IV. 212.

Jellinek, Hermann, 1823-48, Duitsch socialist, IV. 328. Zijn systeem, 342. Zijn geschriften, 342. Bemoeit zich met de Joden-quaestie, 342. Zijn stelling, 342. Ingenomenheid met Fourier, Spinoza en Proudhon, 343. Gefusilleerd, 343.

Jenssen, Deensch socialist, VI. 422 noot.

Jentsch, Karl, Over Rodbertus, 1899, V. 190 noot.

Jevons, W.S., Eng. staathuishoudkundige, 1835-82, I. 6 noot.

Jezuïeten, de, I. 284, 299. IV. 113.

Jezuïeten-missie, in Zuid-Amerika, I. 394-397, VI. 190.

Joachim, abt, einde XIle eeuw. Zijn ‘Eeuwig Evangelie’, I. 71. Zijn voorspelling, 71. In den ban, 71. Zijn eisch, 72.

Jobard, Fransch advocaat-generaal, III. 527.

Jobard, I.B.A.M., Belgisch schrijver over het socialisme, III. 495 noot.

Jobez, Alphonse, Fransch schrijver over het socialisme, III. 495 noot.

Joden, Jodenhaat, II. 135, 136, 163, 166 noot, 368 noot, III. 155, 157, IV. 279, 327 noot, 330 noot, 359 v., 367, V. 192, VI. 41 noot, 42, 412, 425, 466.

Joffrin, J., Fransch werkman en socialist, VI. 325. Medestander van Paul Brousse, 330 noot. Op het congres der Possibilisten in 1889, 409.

Johnson, Archibald, I. 128.

Johnson, uitgever in Engeland, 1792, I. 438, 441.

Johnson, veroorzaakt de ontbinding der communauteit van Skaneateles in Massachusetts, III. 175.

Johnson, S., Eng. taalkundige, 1709-84, I. 63.

[p. 525]

Joinville, Jean de, Fransch geschiedschrijver, sterft in 1318, I. 83.

Joncières, H., Zijn artikel over den roman ‘L'Inceste’, III. 90 noot.

Jones, Engelsch kolonel, IV. 255.

Jones, Amerikaansch socialist, mayor van Toledo, VI. 208 noot.

Jones, Burne, VI. 401.

Jones, Ernest, Eng. Chartist en schrijver, 1819-69, IV. 255, 264. Maakt kennis met O'Connor, 255, en geeft met dezen uit het tijdschrift: ‘The Labourer’, 256 noot. Volksredenaar, 255 en noot. Zijn sociale gedichten, 255 noot. Afgevaardigd naar Parijs, 259. Raadt aan de aanneming van het Volks-charter te dwingen, 260. In hechtenis, 264. Oneens met O'Connor, 267. Bestrijdt deze in een roman, 267. Zijn optreden, 268. Zijn bundel gedichten van 1855, 274 noot. Geeft uit ‘Notes to the people’, 274 noot. In aanraking met Karl Marx, 274 noot. Woorden van hulde na zijn dood, 274 noot. Vertaalt het vers van Freiligrath, 408 noot.

Jones, Gale, compagnon van Robert Owen, II. 234, 279.

Jones, Richard, V. 354 noot.

‘Jong-Duitschland’, sectie van den bond ‘Jong-Europa’ in Zwitserland, IV. 298. Leiders. 298 v. Ontbonden, 299, 305, 325. Hervormd door Wilhelm Marr onder den naam ‘Zwitsersche arbeidersbond’ (zie aldaar), 325.

Jong-Europa, bond van uitgewekenen in Zwitserland, IV. 298. Manifest bij zijn oprichting, 298. Secties, 298. Statuten, 298 noot.

Jong-Lithauen, vooruitstrevende fractie der Pruisische Kamer, V. 232,

Jordan W., Duitsch schrijver, geb. 1819, IV. 374 en noot.

Jornandes, geschiedschrijver der VIde eeuw, VI. 465.

Josephus, Flavius, Israëlietisch geschiedschrijver, I. 47.

Jotbrand, L.L.J., Belgisch rechtsgeleerde, geb. 1804. President van het Internationale democratische genootschap, IV. 383.

Joubert, neemt in 1820 deel aan de revolutie te Napels, III. 315.

Jouffroy, T.S., Fransch wijsgeer, 1796-1832, II. 59 noot, III. 347.

Joukowski, vertegenwoordigt Bakounin's ideeën op bet Haagsche congres der Internationale, V. 461. Steunt dezen op het congres der Vredes liga te Bern, VI. 57. Aangetrokken tot Ogarjoff, 63.

Jourde, lid der Parijsche commune van 1871, VI. 91. Belet de overmeestering van de Bank, 92. Geestverwant van Jules Guesde in de Kamer, 327. Woont bij het congres te Londen in 1896, 417.

‘Journal de la liberté et de la presse’, Blad van Babeuf, I. 365, 366.

‘Journal de Lyon’, II. 139 noot.

Journal de politique, enz. geredigeerd door Linguet, I. 296.

‘Journal des Débats’, II. 211, III. 94, 486. Politieke invloed, III. 156. Oud-Saint-Simonistische medewerkers, 109.

Journalistiek, III. 602, Lassalle's verwijt, V. 238 v., 268 en noot, 269, 290; Bakounins opmerking, VI. 134.

Journet, J., Fransch dichter, behoort tot de vrijere Fourieristen. III. 162 en noot.

Jouvencel, VI. 75.

Jouy, Jules, socialistisch Fransch liedjesdichter, VI. 363 en noot.

Jozef, II, keizer van Oostenrijk, 1741-90, I. 296, 298, 299, 310, 314, IV. 90.

Jubeljaar, het Israëlietisch, waarin zonder losprijs de landen aan de oorspronkelijke eigenaars terugkeerden, I. 91, III. 342, 512.

Judaïsme, het, I. 403.

Judas, geschiedschrijver onder de Esseërs, I. 52.

Juliand, Julie, II. 82 en noot, 84.

Julien, redacteur van de Revue Encyclopédique, 1823, II. 211.

Jung, Hermann, V. 451 noot.

Jurieu, III. 579.