Hoofdstuk V.
Godsdienstig en wijsgeerig socialisme in Frankrijk.
Wij gaan thans over tot een beschouwing van het godsdienstig en wijsgeerig socialisme van Frankrijk in dit tijdvak.
Wel is waar, maakte het Fransch socialisme van de negentiende eeuw over het algemeen reeds veel gebruik van den factor van godsdienst of wijsbegeerte. Wij hebben Saint-Simon zien optreden met zijn ‘Nouveau Christianisme’, wij hebben Cabet zien aandragen zijn ‘Vrai Christianisme’. Maar altijd gaven zulke stappen toch den indruk, alsof, voor de ontwerpers zelven, het samenvallen van hun leer met de beginselen van het Christendom als het ware iets bijkomstigs, een gelukkig toeval, was. Toen de socialist aan het einde van zijn systeem was gekomen, was hij blijde, dat de resultaten, die hij had verkregen, ook bij het Christendom (in zijn eerste reinheid) waren terug te vinden. Dit versterkte hem dàn in zijn opvattingen, en gaf hem een brug, waarlangs hij tot het volk kon naderen.
Doch er waren andere socialisten, die godsdienst of wijsbegeerte als uitgangs-punt van geheel hun streven namen. Dezen begonnen met datgene, waarmede de eersten eindigden.
Voor zoover zij godsdienstige socialisten waren, kwamen zij in Frankrijk uit den kring of schoot der catholieke Kerk. Uit de leerstukken en indrukken van hun godsdienstig geloof brachten zij mede een verwerping van voorrechten en hoogmoed van enkelen. Zij ontstelden, dat zij overal zooveel onderdrukking en overmacht zagen. De godsdienst der liefde en der gelijkheid veroordeelde - naar hun inzien - zulk een samenleving. En toch scheen de Kerk in dien bedroevenden toestand der maatschappij te berusten, deed zij in allen geval niets daartegen. Een bittere ergernis beving hen dus, en zij stelden tegenover eene zelfzuchtige maatschappij het probleem van den waren godsdienst en van de reine Kerk. De catholieke Kerk - zoo redeneerden zij - moest weder een reddende, haar oorsprong bewuste Kerk zijn, en zich in de eerste plaats met de zaak der armen en dus met de democratie verbinden.