De socialisten: Personen en stelsels. Deel 2: De eerste dertig jaren der negentiende eeuw
(1875-1897)–H.P.G. Quack– Auteursrechtvrij
[pagina 114]
| |
I.Charles FourierGa naar voetnoot1) werd den 7den April 1772 te Besançon, in de provincie waar het Jura-gebergte oprijst, geboren. Zijn vader was dáár een gezeten koopman in lakens, diens zaken gingen voorspoedig, en hij genoot de algemeene achting, zoodat hij in 1776 gekozen werd tot een betrekking, die eenigszins te vergelijken is met den rang van de tegenwoordige voorzitters der Fransche handels-rechtbanken. Trouwens de familie Fourier had reeds ééns de aandacht der menschen getrokken, door in de zestiende eeuw den Heiligen Fourier op te leveren, die in Lotharingen de kerkelijke en opvoedings-instellingen hervormdeGa naar voetnoot2). Zij zoude later nog weder van zich doen spreken door den beroemden fysicus Fourier, wien onder Napoleon en Lodewijk XVIII alle mogelijke eer van menschen te beurt vielGa naar voetnoot3). De vader van onzen Charles Fourier was gehuwd met een dochter uit de familie Muguet, welk huis op dat oogenblik een der aanzienlijkste koopmans-geslachten van die streken was: één der broeders der moeder van onzen Fourier kocht in 1780 brieven van adelstand en liet een vermogen van twee millioen francs na. Charles Fourier was dus niet uit een arme of geheel onbekende familie gesproten. Toen hij negen jaren oud was, stierf zijn vader (in Juli 1781), nalatende 200,000 livres. Charles was erfgenaam van twee vijfde van dat fortuin, elk der drie (oudere) zusters van een vijfde, terwijl de moeder het vruchtgebruik zou hebbenGa naar voetnoot4). De jonge Charles was in dat Besançon een vroeg ontwikkeld, lichamelijk niet sterk kind, met scherpe karakter-trekken. Kleine feiten worden ons uit die kinderjaren verteldGa naar voetnoot5). Grooten en ver- | |
[pagina 115]
| |
warrenden indruk maakte het op den jongen, toen hij als kind van vijf jaar berispt werd, omdat hij de waarheid had gezegd; een waarheid, die nadeel aan zijns vaders zaken berokkende. Hij vocht niet graag, maar nam toch altijd partij voor de zwakkeren. Men ontdekte toevallig, dat hij in den regel zijn boterham deelde met een armen, kreupelen bedelaar. Hij was zeer ijverig op school, en kreeg op zijn elfde jaar de twee eerste prijzen voor Fransche opstellen en Latijnsche poëzie. Hij maakte ook op zijn beurt slechte verzen. Vooral werkte hij met lust in het vak der geografie. Uren lang kon hij op kaarten zitten turenGa naar voetnoot1). Overigens was zijn jeugd weinig blijmoedig, en reeds vroeg werd zijn verbeelding in de war gebracht door religieuse angsten. De jongen hield echter veel van bloemen, die hij zelf kweekte, en hij rustte niet, voordat hij de geheele reeks van verscheidenheden en nuances van een soort, of onderdeel van een soort, in zijn bloemen-verzameling had zien bloeien. Vooral beminde hij hartstochtelijk de muziekGa naar voetnoot2). Ook had hij grooten zin en lust voor de mechanica. Het was dan ook zijn wensch geweest, om later tot het corps van de genie te kunnen behooren. Doch zijn stand (men moest van adel zijn, om op de school der genie te Mézières te worden toegelaten) belette hem die opleiding te ontvangen, en zeer aarzelend en met loomen tred ging hij dus maar in den lakenhandel, en wel eerst te Lyon. Hij werd zeer vlug en opmerkzaam in dat handels-bedrijf, en zijn geografische zin, nu lust tot reizen, vond voldoening, daar hij op 18-jarigen leeftijd reiziger werd voor zijn firma. Zoo zag hij veel streken van Frankrijk en Duitschland, en ook van ons land. Brieven uit die jaren 1790 en 1791 zijn van hem over. Hij gebruikte goed zijn oogen. Wat overal dadelijk zijn aandacht trok, was een schoon gebouw. Lang kon hij stilstaan, om de evenredigheden en geheel de bouw-orde van een of ander paleis of huis te onderzoeken. Hij had reeds jong de gewoonte met zijn maatstok de afmetingen, voorzoover hij kon, van een gevel op te nemen, en de constructie van een merkwaardig gebouw te bestudeeren. Aldus troffen hem in Parijs (waarheen hij in gezelschap van Brillat-Savarin, den lateren schrijver van de ‘Physiologie du goût’, reisde) enkele hotels, maar vooral het Palais-Royal. In een | |
[pagina 116]
| |
brief aan zijn moeder is hij opgetogen daaroverGa naar voetnoot1). Zóó, opmerkende en alles beziende, reisde hij voor zaken rond. Hij was nu eens in dienst van deze, dan weder van een andere firma; heden voor een kantoor te Lyon, straks voor een te Rouen, Marseille of Bordeaux zijn tochten doende. Zijn kennis van topografie van allerlei steden en dorpen en van de toestanden der bevolkingen werd zeer groot. Weinig ontsnapte aan zijn waarnemingGa naar voetnoot2). Aan de exacte wetenschappen bleef hij daarbij, voorzoover de tijd 't hem toeliet, steeds zijn aandacht wijden; op zijn wijze hield hij zich bezig met uitvindingen en ontdekkingen op elk terrein, zelfs op dat der muziek. Slechts talen kon hij moeielijk leeren. Zoo werd hij langzamerhand meerderjarig. Zijn moeder had den lakenhandel van zijn vader met een compagnon (Pion) voortgezet, doch was niet zeer gelukkig in die keuze geweest. De zoon vroeg nu (1793) zijn vaderlijk erfdeel - ongeveer een 20,000 gulden konden hem nog worden uitbetaald - | |
[pagina 117]
| |
en begaf zich naar Lyon - in Lyon waar zoo even L'Ange fel was opgetredenGa naar voetnoot1) - om met dat geld in koloniale waren te speculeeren. Hij liet die waren uit Marseille komen. Ongelukkig echter voor Fourier waren het juist de honds-dagen der Fransche revolutie. Fourier had in het algemeen zeer weinig sympathie voor de groote omwenteling. Het idee van gelijkheid, dat zij poogde te verwezenlijken, achtte hij onzin, en de wanorde, door de revolutie veroorzaakt, hare ongeschiktheid om iets op te bouwen, was hem een ergernis en een gruwel. Die hem later een republikein of een aanhanger der revolutie-theorieën durfde noemen, kon er altijd op rekenen, hem uit zijn gewone zwijgende, eenigszins koele houding te rukken en hem te doen uitbarstenGa naar voetnoot2). En thans zou de revolutie zijn klein fortuintje verzwelgen. Want Lyon werd (nadat Châlier door de behoudende partij was onthoofd) door de troepen der Conventie belegerd. Zijn balen katoen, waarop hij zooveel hoop had gevestigd, zag Fourier naar de barricades sleepen; zijn suiker en rijst werden door de insurgenten opgebruikt. Hij moest mede helpen vechten bij de verdediging der stad, en verloor in één der uitvallen bijna zijn leven. Eindelijk werd, 9 October 1793, de stad ingenomen, en hij-zelf onmiddellijk als opstandeling gevangen gezet. Eenige weken bleef hij in de gevangenis, ieder oogenblik zijn vonnis verwachtend. Hij rekende er vast op, zijn hoofd te moeten verliezen, en troostte zich in zijn kerker met wat spel op de viool, totdat hij ten laatste verhoord werd, en in dat verhoor, door een kunstig samenstel van handige leugens, zooals hij zelf bekende, toch nog wist vrij te komenGa naar voetnoot3). Hij week eerst naar Besançon, waar hij nog een oogenblik vervolging had te verduren, doch weldra ongemoeid werd gelaten. | |
[pagina 118]
| |
Intusschen begon juist de groote lichting der ‘levée en masse’. Op den 21-jarigen Fourier werd dus ook de hand gelegd, en weldra zat hij in uniform te paard bij het 8ste regiment der rijdende jagers. Daar zijn er velen die beweren, dat de herinnering uit dit militaire leven, met zijn gelederen, zijn organisatie, zijn evoluties, zijn vaandels en colonnes, hem bij het bewerken van zijn later systeem dikwijls voor den geest is moeten komen. Dit is zeker, dat Fourier geen militair in zijn hart was, en zich verheugde na een twee-tal jaren (hij behoorde toen bij het leger van den Rijn en den Moezel) wegens gezondheids-redenen zijn congé te kunnen verkrijgen. Doch even zeker is het, dat, wanneer hij op zijn ouden dag, somber, éénzelvig en droefgeestig (zooals hij doorgaans was) op straat voortliep, hij op zijn wandeling eensklaps wakker het hoofd oprichtte, als een regiment met muziek dáár aankwam: neuriënd volgde hij dan zijn kameraden van vroeger: de soldaten. Parades en geheel het schouwspel van militaire manoeuvres werden zelden door hem later overgeslagen. In het opmerken der regelmatige éénheid te midden van de verscheidenheid van bewegingen van allerlei regimenten en escadrons, vond hij een groot genotGa naar voetnoot1). Het krijgs-leven trouwens had hem zóózeer beziggehouden, dat hij den eersten tijd, na zijn ontslag uit den dienst, aan plannen tot verbetering van sommige onderdeelen der legerorganisatie ging werken. Wij vinden een brief van het Directoire (geteekend door Carnot), waarbij aan Fourier dank wordt betuigd op voorgestelde wijzigingen in de snelheid, die aan troepen op marsch kon worden gegeven. Aan nog andere ontwerpen arbeidde hij; plannen die hem allengs voerden op het groote veld der maatschappelijke hervorming. Ten minste in 1797 zien wij hem te Parijs in overleg treden met den afgevaardigde (in den Raad der Vijf-Honderd) voor Besançon, namelijk met Briot, ten einde plannen in dien geest aan het gouvernement te kunnen aanbiedenGa naar voetnoot2). Van die stappen kwam echter niets. Hij deed dus zijn best weder handels-reiziger te worden, en in het begin van 1799 treffen wij hem in die hoedanigheid te Marseille. Dáár had nu een feit met hem plaats, dat voor hem een geheel nieuw licht over de toestanden der maatschappij deed opgaan. De firma, in wier dienst hij stond, droeg hem op, een groote partij verrotte rijst op ongemerkte wijze in zee te doen werpenGa naar voetnoot3). Het handels-huis had namelijk bijna al de granen die | |
[pagina 119]
| |
het land moesten voeden, in zijn hand weten te krijgen, en daar er schaarschte en hongersnood was ontstaan, speculeerde het nu verder à la hausse, en hield alles achter slot. Het hield echter de rijst zóólang, totdat ze bedierf, en nu moest datzelfde voedsel, dat de hongerenden had kunnen spijzen, worden weggeworpen. ‘Waren dat menschen? Was dat elkander helpen?’, zoo vroeg hij zichzelven af. - Reeds vroeger had hem een ander feit getroffen, dat soortgelijke gedachten in hem opwekte. Hij was eens uit Normandië naar Parijs gegaan. Dáár in de hoofdstad zag hij met verbazing en verontwaardiging, dat de restaurateurs veertien Fransche stuivers lieten betalen voor één appel, terwijl hij een paar dagen geleden in Normandië voor diezelfde veertien stuivers honderd even smakelijke appels had gekregen. ‘Hoe kwam het - redeneerde hij - dat, op een transport van dertig Fransche mijlen, die koopwaar een verhooging van honderdmaal haar oorspronkelijke waarde had bekomen? Namen de tusschen-personen, door wier handen het goed was gegaan, dan zooveel profijt voor zich’Ga naar voetnoot1). Hij begon te peinzen en te mijmeren over het samenstel der maatschappij. Er haperde klaarblijkelijk iets aan de orde der samenleving. De appel had den eersten stoot gegeven; de in zee geworpen rijst gaf den schok, die een vonk deed flikkeren. Hij deed, in datzelfde jaar 1799, wat hij zijn ontdekking noemdeGa naar voetnoot2). Ten einde meer tijd en gelegenheid te hebben, om zijn ontdekking in een behoorlijken vorm te brengen, en door nadere studie te toetsen, verliet hij het kantoor van zijn patroon, en zette hij zich, na een korte reis naar Parijs, als agent of makelaar zonder legaal karakter te Lyon neder, in een positie die aangeduid werd door het woord ‘courtier-marron’Ga naar voetnoot3). Hij won natuurlijk niet veel geld, maar het agentschap leverde juist genoeg op, om in het leven te blijven. En intusschen werkte hij voor zich zelven. Niet onwaarschijnlijk is het (hoewel wij niets daarvan weten), dat | |
[pagina 120]
| |
Morelly's boeken, dat Diderot's vervolg op de reis van Bougainville, dat vooral enkele geschriften van Restif de la Bretonne hem onder de oogen moeten zijn gekomenGa naar voetnoot1). Hoe het zij, er ontwikkelden zich droomen van harmonieuse levensverhoudingen in zijn brein. In een dagblad der stad, ‘Le Bulletin de Lyon’, vinden wij in die jaren kleine artikelen van zijn hand. Men treft o.a. in een nummer van 3 December 1803 een opstel van hem aan, waarin, in verband met berijmde gedachtenwisselingen van dames over de waardeering der vrouw te Lyon, aanwijzingen voorkomen van een nieuw harmonieus te-zamenzijn op aarde, een opstel dat besloten wordt met de woorden: ‘Blinde wijzen, ziet op uw steden, opgevuld met bedelaars, uw burgers worstelend tegen den honger, uw slagvelden en al uw maatschappelijke laagheden, durft gij dan nog aan het geloof vasthouden, dat de beschaving de bestemming is van het menschelijk geslacht?Ga naar voetnoot2). Hetzelfde ‘Bulletin de Lyon’ gaf wederom 17 December van het jaar 1803 aan zijn lezers een stuk van Fourier te verorberen, getiteld: ‘Triumvirat continental et paix perpétuelle sous trente ans’Ga naar voetnoot3). In dat artikel ontwierp hij een schets der vestiging van een eeuwig-durenden vrede, door middel van de schepping van een universeel rijk over de geheele aarde. En dat feit was, naar zijn meening, zoo verre niet meer af. Thans waren er op het vasteland van Europa nog slechts vier militaire machten: Frankrijk, Rusland, Oostenrijk en Pruisen. Pruisen zou gemakkelijk en spoedig vernietigd worden. Dan zou een triumviraat overblijven, maar één uit die drie Staten (waarschijnlijk Oostenrijk) zou het kind van de rekening moeten zijn en tusschen de twee andere rijken verdeeld worden. En dan zou een groote worsteling tusschen de twee machten, Frankrijk en Rusland, plaats vinden, wie souverein van Europa zou wezen. Op Engeland behoefde men niet te letten, het kon gemakkelijk worden geécarteerd; hij, die geheel Europa zou hebben onderworpen, zou slechts een leger naar Indië behoeven te zenden, en de havens van Azië en Europa voor de Engelschen moeten sluiten, hij zou dan elke stad moeten laten in brand schieten, die - zij het indirect - Engelsche producten aannam. De souverein van Europa zou belastingen aan de geheele wereld opleggen, en den tijdelijken vrede op aarde vestigen. Dan konden verder de middelen worden bedacht om den tijdelijken vrede in een altijd-durenden te veranderen. Welke Staat echter zou den algemeenen souverein leveren? Wie zou het winnen, Frankrijk of Rusland? Fourier waarschuwt Frankrijk, dat waarschijnlijk Rusland het zal winnen; men moest zich toch niet door den glans der laatste overwinningen laten verblinden. - Dit artikel trok de aan- | |
[pagina 121]
| |
dacht van Napoleon. De drukker van den ‘Bulletin de Lyon’, de later zoo bekende Ballanche, moest den naam van den schrijver opgevenGa naar voetnoot1). Toen het bleek, dat nog een ander artikel van Fourier, over het accepteeren van wissels - waarin hij, tegenover de aanstaande regelen van den Code de Commerce, de oude Lyonsche usanties over niet-acceptatie verdedigde - aanstoot had verwekt, kreeg het blad een wenk geen artikelen van die hand meer op te nemen. Sinds 1803 tot 1808 werd er dan ook niets van Fourier gedrukt. Wat hij schreef bleef manuscriptGa naar voetnoot2). Meer en meer plooide zich zijn karakter tot een gereserveerde, peinzende en zwijgende plooi. Zijn gedachten waren uitsluitend ingenomen door zijn idee. Geen lach speelde meer om zijn fijn-besneden lippen. |
|