Lijkkransje uit fraaije bloemen (op den Nederlandschen Helikon geplukt) zamen gevlochten, neergelegd op het graf van Henriette Wilhelmina Rojer(1850)–Jacobus Josephus Putman– Auteursrechtvrij Vorige [pagina 32] [p. 32] Het waarachtig goed. (Fragment.) 't Heelal stemt over één, en, met het bloed in de aderen, Ontfing het wijd en zijd die waarheid, van zijn vaderen: wy leven na de dood. - Van waar, by 't zien vergaan Des lichaams, (zoo 't dit is) die onbegrijpbre waan? Van waar? - Heeft hooger Geest in 's warelds vroegsten morgen Den menschen dat ontdekt, wat aan hun oog verborgen, Hun zintuig vreemd was, en hun zelfgevoel ontging? Of schiep hun 't zelfgevoel die wondre mijmering? - Ach! schatbaar is de leer, ten hemel afgezonden! Ach! schatbaar, watze in 't hart door God gegriffeld vonden! 't Is Godspraak, wat men kiez'; 't is Goddelijke troost Voor 't in zijn ban en doem beklaaglijk menschenkroost. Ja, Almacht die ons wrocht, Gy hebt ons 't blijkbre teeken Der afkomst ingedrukt uit hooger hemelstreken! Wy-dragen 't in de borst ten Godlijk onderpand. Ja, zwervers op deze aard, gy hebt een Vaderland! Vorige