Sedigh leven, daghelycks broodt (1639)

tekstkritische noten

1638: 183

CCLXXIII. Lof-billigheydt. 273⁺

Is 't dat u ooren tuyten,¹

En dat u iemant prijst;²

Gh' en hoeftse niet te sluyten,

Hoort heuslijck, niet en rijst.⁴

+ K4 Lof-billigheydt: billijkheid van lof.

1 Als je oren tuiten als iemand jou prijst, (cf. volksgeloof: als je oren tuiten is er iemand over jou aan het praten, in goede of kwade zin).

2 Als je oren tuiten als iemand jou prijst, (cf. volksgeloof: als je oren tuiten is er iemand over jou aan het praten, in goede of kwade zin).

4 heuslijck: goed, zoals het hoort, beleefd; niet... rijst: word niet hoogmoedig (rijzen: opstaan).