Die ons schildert met verstandt.
Ga naar eindnoot+
|
-
-
[tekstkritische noot]1638: 170
-
voetnoot1
-
Acht: eer, respecteer; mael-konst: schilderkunst.
-
voetnoot3
-
Weynigh stucken: (heb maar) weinig schilderijen. Kan ook verwijzen naar de beperkte productie van Van Loon.
-
voetnoot4
-
Rijck van werck: rijk van resultaat; een allusie op de uitdrukking ‘loonnaar werken krijgen’ kan ook meespelen. Rijck... Eer: Puteanus alludeert hier op zijn voornaam, nl. Eerryk; LOON: beloning - tevens allusie op Puteanus' boezemvriend Theodoor van Loon, schilder (religieuze en historische thema's), geboren in Erkelenz rond 1580. Verblijft tweemaal in Italië; wordt er beïnvloed door o.a. Caravaggio en Borgianni. Vestigt zich van 1623 tot 1628 in Leuven. Werkte vooral voor religieuze instellingen en kerken (o.a. Dielegem, Grimbergen, Eppegem, Mechelen). Was een intieme vriend van Puteanus. Schildert op diens verzoek een geboorte van de H. Maagd voor de kapel van de Keizersberg in Leuven (1640). In opdracht van W. Coeberger schildert hij een aantal werken voor de O.-L. Vrouwebasiliek in Scherpenheuvel. Wordt door Van Dijck geportretteerd; schildert een portret van Puteanus, die het aan het Leuvense stadsbestuur wil schenken. Puteanus overlijdt echter en zijn zoon Justus Caecilius, secretaris van de geheimraad, laat het schilderij aankopen op 24 juni 1648. Van Loon overlijdt te Maastricht in 1649 (Biographie Nationale; Illustrated Dictionary of 17th Century Flemish Painters, 263; De Maasgouw, (1997), vol. 116, k. 137-144).
-
eindnoot+
- Vergelijk met Puteanus, Comus, 33: ‘Zo heeft Epictetus het voorgeschreven: ‘Overlaad uw huis toch niet met panelen en schilderijen, maar versiert het met nuchterheid, met gematigdheid. (...) Bescheidenheid echter is een aangeboren, onvergankelijk en onsterfelijk versiersel voor elk huis’.
Over het genre van het laudatieve beeldgedicht, waartoe dit epigram behoort, schrijft K. Porteman: ‘Het loven van de kunstbezitter, de kunstenaar, de geportretteerde of het kunstwerk was zonder twijfel de belangrijkste functie van het genre.’ (in: Spies (1984), 104).
|