Sedigh leven, daghelycks broodt (1639)

[p. 144]

tekstkritische noten

1638: 88
Variant: titel: Landts-ontfanck

CXLV. Landts Gheldt-onfanck. 145⁺

Gheldt bestier, of klerck, of knecht,¹
Niet te hoogh, en boven recht:

‘Tghen’ ghy telt, besmet u handt;³

‘Tghen’ ghy nemt, ziel en verstandt.⁴

+ V1 Landts Gheldt-onfanck: het innen van de belastingen.

1 Gheldt bestier: fiscus of financieel beleid; klerck: secretaris, aanzienlijke ambtsbekleder (bv. klerk van de Financiën); knecht: ondergeschikte beambte. V.1 is waarschijnlijk apostrofisch; v. 1 en 2 betekenen dan: ‘Fiscus, of je nu hogere of lagere beambte bent, in de belastingen niet te hoog of onrechtmatig (v.2 boven recht).

3 Wat je telt, bevuilt je hand (letterlijk).

4 Wat je neemt, bevuilt je ziel en verstand (figuurlijk).