|
-
-
[tekstkritische noot]1638: 46
Variant: 1 liecht men
-
voetnoot1
-
Van ... lieghtmen: uit het spreken komt het liegen voort; 'twaer ... swaer: de waarheid is een moeilijke zaak.
-
voetnoot3
- Van zodra ik zie, hoor ik, en ik hoor van zodra ik zie; zo dicht staan waarheid en leugen bijeen, m.n. als oog en oor.
-
voetnoot4
- Van zodra ik zie, hoor ik, en ik hoor van zodra ik zie; zo dicht staan waarheid en leugen bijeen, m.n. als oog en oor.
-
eindnoot+
- Vergelijk C. Huygens Oprechte Maet (7, 159, 5) (‘De Waerheit is soo verr pas van de Logen,/Als yeder een sijn' Ooren van sijn' Oogen’) en Groot en klein verschil (7, 237, 3) (‘Hoe verr is de waerheit van de Logen?/Soo verr als Ooren staen van d'Oogen’). T. ter Meer (Snel en dicht, p. 78-79) merkt hierbij op dat kunsthistoricus J.A. Emmens (‘Ay Rembrant, maal Cornelis stem’. In: J.A.. Emmens, Kunsthistorische opstellen. Dl..1, Amsterdam 1981, 71 en 74) Groot en klein verschil citeert als een tekst die iets zegt over de hiërarchie van de zintuigen gehoor en gezicht, waarbij verwezen wordt naar Rom. 10, 17 (het oor is belangrijker dan het oog, omdat het geloof uit het gehoor voortkomt). Strengholt daarentegen wijst erop dat het gaat om een uitspraak van de Griekse filosoof Thales (6de eeuw v.C.), nl. de werkelijkheid die men met eigen ogen kan zien tegenover leugenachtige misleidende praatjes en geruchten die men met het oor hoort. Bij Erasmus (Apopht. 1.8) lezen we: ‘Thales Milesius interrogatus quantum distaret a mendacio veritas; Quantum, inquit, oculi ab auribus’ (‘Op de vraag, hoever de waarheid afstaat van de leugen, antwoordde Thales van Milete: ‘Zover als de ogen van de oren afstaan’). Volgens Erasmus bedoelt Thales ‘dat pas die dingen onbetwijfelbaar zeker zijn, die we met onze eigen ogen zien, en dat het niet zonder risico's is de geruchten en praatjes van de mensen te geloven’.
|