Sedigh leven, daghelycks broodt (1639)

[p. 106]

LXX. Lesen en schryven. 70⁺

Ten zij u soon vroegh leest en schryft,¹
Vol-wassen in sijn kindsheydt blyft.²

Wie leest die hoort, Wie schryft die spreeckt,³

Hoewel hem oor en tongh ghebreeckt.⁴

⁺

+ K2

1 Ten zij: als niet.

2 Dan blijft hij een kind, ook al is hij volwassen.

3 Vage analogie: wie kan lezen, hoort; wie kan schrijven, spreekt.

4 ghebreeckt: ontbreekt.

+ Vs. 3 en 4 vormen een verdere explicitatie van het belang van het kunnen lezen en schrijven (vs. 1 en 2).