Sedigh leven, daghelycks broodt (1639)

LXIX. Snoepereye. 69⁺

Het Kint moet poppen, doppen, hoepen;¹

Is beeldt als 'tspeelt, van hooger aerdt:²

Maer laet ghy t'soppen, suypen, snoepen,³

'Tleert lecker zyn, en noyt en spaert.⁴

⁺

+ K5

1 poppen: met de poppen spelen; doppen: met de tol spelen; hoepen: met de hoepel spelen.

2 Is beeldt ... aerdt: een spelend kind is een beeld met een diepere betekenis.

3 soppen: zich te goed doen aan vloeibare spijs of drank; suypen: snoepen.

4 lecker: snoeplustig, gulzig.

+ Vergelijk met Vondels Uitvaert van mijn dochterken, strofe 3:
‘Of dreef, ghevolght van eenen wackren troep,/Den rinckelenden hoep/De straten door; of schaterde op een schop;/Of speelde met de pop,/Het voorspel van de dagen,/Die d'eerste vreught verjagen’.