91worden. Daerom nemt hier uyt, het ghene u meest bevalt, of het
92nuttights is, ende stellet in uwen ghevel, in u voorhuys, in uwenGa naar voetnoot92
93winckel. Den pael-steen sal hier oock plaets hebben. Stellet, leset,
94ende verweckt u selven daghelijck tot een gherust Sedigh leven.Ga naar voetnoot94
95Is 't alsoo, dat ick sal mercken, dit kleyn werck, in seer weynighGa naar voetnoot95
96daghen ten ende ghebrocht, aenghenaem gheweest te zijn, sal metGa naar voetnoot96
97(Godts hulpe) oock ende Edelijckleven dorven in dicht ende lichtGa naar voetnoot97
98brenghen: waermede ick u Goedt-willighe Leser, wensche hetGa naar voetnoot98Ga naar voetnoot98
99ghene ick hier beschryve.Ga naar voetnoot99
|
-
voetnoot1
-
Hipparchus (en Hippias): zonen van Pisistratus; Atheense tirannen, volgden hun vader in 528/527 v. Chr. op en zetten zijn politiek van verzoening der leidende groeperingen en van economische ontplooiing voort. De culturele ontplooiing werd speciaal gestimuleerd door Hipparchus. Aan zijn hof vertoefden dichters als Anacreon en Simonides. Stimuleerde ook de redactie en verzorging van de gedichten van Homeros. Vermoord in 514. Hipparchus liet halverwege dorp en stad palen (hermen) met moraliserende spreuken oprichten om de stedelingen moreel te verbeteren (Pauly-Wissowa (1913), dl. 16, 1663).
-
voetnoot5
-
sorghe: hij is tegelijk heer én vader; hij draagt de naam van heer en is bezorgd als een vader.
-
voetnoot9
-
met aendacht overleydt: die door iedereen konden worden begrepen en aandachtig gelezen.
-
voetnoot10
-
met aendacht overleydt: die door iedereen konden worden begrepen en aandachtig gelezen.
-
voetnoot11
-
de seven wysen: zeven geleerden (staatslieden, wetgevers en filosofen) uit de 7de en 6de eeuw v. Chr. die praktische levenswijsheid hebben verschaft. Meestal worden Solon van Athene, Thales van Milete, Pittacus van Mytilene, Cleobulus van Rhodos, Chilon van Sparta, Bias van Priene en Periander van Corinthe tot de zeven wijzen gerekend. Vele wijsheidsspreuken worden aan hen toegeschreven, zoals bijvoorbeeld de inscripties ‘Ken uzelf’ en ‘In niets teveel’ in Delphi (The Concise Oxford Companion to Classical Literature. Ed. by M.C. Howatson and Ian Chilvers, Oxford 1993).
-
voetnoot11
-
betroffen: verworven (WNT 2,2, k. 2245).
seer engh begrijpende: heel bondig samenvattende.
-
voetnoot14
-
Pythagoreen: Pythagoreeërs: leden van een religieuze gemeenschap, gesticht door Pythagoras; na zijn dood verwierven zijn volgelingen invoedrijke posities in een aantal Zuid-Italische steden tot ca. 450 v. Chr., toen ze vrijwel overal op gewelddadige manier verdreven werden. Ze vormden een verspreide maar hechte lokale gemeenschap, waarin zwijgplicht met betrekking tot bepaalde onderdelen van hun leer gold. Hun hoofddoel was het bevorderen van een levenswijze die de menselijke ziel tot zuivering en heil zou strekken. Ethisch gezien kenmerkten zij zich door hun eisen van ascese, eenvoud en harding. Ze legden zich toe op de mystiek en verrichtten ook wetenschappelijke activiteiten (wiskunde). Pythagoras zelf heeft geen geschriften nagelaten. De op zijn naam overgeleverde collecties Gulden Woorden (‘den gulden sanck vande Pythagoreen’, r. 12-13), in 71 hexameters, en Pythagoreïsche Wachtwoorden hebben hun definitieve vorm op zijn vroegst in de vierde eeuw v. Chr. gekregen.
-
voetnoot15
-
Laberius: Decimus Laberius (106-43 v. Chr.), Romeins dichter, belangrijk beoefenaar van de mimus, een komische toneelvoorstelling waarin de acteurs, zowel vrouwen als mannen, blootsvoets en zonder masker scènes uit het dagelijkse leven uitbeeldden. Op aandringen van Julius Caesar speelde hij in een van zijn stukken mee om zich te meten met Publius Syrus, gewezen slaaf en beroepsacteur. Laberius verloor de krachtmeting en verhaalde zijn nederlaag op Caesar door bijtende dichtregels in een bewaard gebleven proloog. Titels van 43 mimen en enkele losse fragmenten zijn van hem bewaard.
-
eindnoot15
-
Publ[il]ius Syrus: eerste eeuw v. Chr. Vrijgelaten slaaf uit Syrië, dichter en mimespeler, tijdgenoot van Cicero, beschermeling van Caesar. Uit zijn werk ontstond in de eerste eeuw na Chr. een verzameling spreuken, de Sententiae.
-
voetnoot16
-
Publ[il]ius Syrus: eerste eeuw v. Chr. Vrijgelaten slaaf uit Syrië, dichter en mimespeler, tijdgenoot van Cicero, beschermeling van Caesar. Uit zijn werk ontstond in de eerste eeuw na Chr. een verzameling spreuken, de Sententiae.
-
voetnoot18
-
Dionysius Cato: vier boeken morele sententiae, telkens in twee hexametrische verzen uitgedrukt, werden verkeerdelijk aan Dionysius Cato toegeschreven. Deze anonieme verzameling oefende veel invloed uit tijdens de middeleeuwen; tweepaerighe: tweeregelige.
-
voetnoot21
-
Pybrack: Guy du Faur de Pibrac (Toulouse 1529- Parijs 1586); Frans magistraat, diplomaat en dichter. Volgt de cursussen van Alciato aan de universiteit te Padua. Pleit aanvankelijk aan de balie van Toulouse, wordt later raadsheer van het parlement en wordt benoemd als opperrechter van de stad Toulouse in 1559. Nadien wordt hij raadsheer aan het parlement van Parijs. Vertegenwoordigt koning Karel IX op het Concilie van Trente (1562). In 1576 wordt hij belast met de opdracht de vrede met de protestanten af te sluiten. Publiceert in 1574 zijn Quatrains contenant préceptes et enseignements utiles pour la vie de l'homme, stichtelijke kwatrijnen ten behoeve van de jeugd. Dit werk wordt gekenmerkt door een christelijke en stoïcijnse inspiratie. Het werd talrijke malen uitgegeven en door velen nagevolgd, o.a. door Pierre Mathieu (1563-1621) en Claude Paradin († 1573) cf. Sabatier (1975), 204-205); binnen raedt: privé-raadsman.
-
voetnoot23
-
te groothoudende: te hoog achtend; Ghelijck dan: ghelijck dat: zoals.
-
voetnoot24
-
te groothoudende: te hoog achtend; Ghelijck dan: ghelijck dat: zoals.
-
voetnoot26
-
sins: betekenis, inhoud; sanghs: vormschoonheid, welluidendheid. Dit beeld van de druivenrank en de druiven komt ook bij J. Cats voor (Spiegel van den ouden ende nieuwen tijdt ('s Gravenhage 1632). Facs. Ed. H.H. Zwager. Amsterdam, Nieuwkoop, 1968, dl.l, *iiijvo) (Zie Van Vaeck (1994), 813). Merkwaardig is, dat Cats dit beeld gebruikt ter illustratie van het delectatieve obscuritas-aspect dat met spreekwoorden verbonden is (‘waer van de leser naederhandt het recht wit en ooghmerck komende te treffen, placht in sijn gemoet een sonderling vernoegen t'ontfanghen; niet ongelijck den genen die onder de dichte bladeren een schoonen tros druyven, na langhe soecken, eyntelick komt te ontdecken’); Puteanus keert hier dit beeld om ter verduidelijking van zijn perspicuitas-opvatting: voor hem bestaat het genoegen van de lezer erin, de druiven ongehinderd te kunnen plukken. Niet de druivelaar met een overvloed aan bladeren, waartussen de druiven moeten worden gezocht, maar de druivelaar met weinig bladeren en een overvloed aan vruchten dient te worden geprezen.
-
voetnoot29
-
van goeden aerdt: door de goede natuur van de mens.
-
voetnoot30
-
reden: verstand, ratio; vermaent ende ghedreven: ertoe aangezet.
-
voetnoot32
-
in t'kort gheleert: de meeste mensen verlangen wijsheid op te doen op een niet-omslachtige manier, kort en bondig (verwijzing naar de laconische stijlopvatting, waarin brevitas een kernbegrip is).
-
voetnoot35
-
beweghen: aanzetten tot iets; een vaste in een ghedronghen leeringhe: een stevige, bondig geformuleerde wijsheid.
-
voetnoot36
-
beweghen: aanzetten tot iets; een vaste in een ghedronghen leeringhe: een stevige, bondig geformuleerde wijsheid.
-
voetnoot38
-
tot in t'binnenste van ons ghemoedt: ook J. Cats spreekt in ongeveer dezelfde bewoordingen over de brevitas van het spreekwoord: ‘Tevens zijn spreuken ‘gansch bevalligh’ ‘om hare kortheydts wille’: de brevitas van het spreekwoord wordt hier als een retorische kwaliteit geduid (Cats (1968), dl.1, *iijro). Bovendien zorgt het verhullende karakter van een spreuk (een ‘verbloemde omreden’) ervoor dat ‘de bijtende waerheyt (die in haer eygen gestalte by 'tmeerendeel der menschen veeltijts niet ten besten wort opgenomen)’, uiteindelijk toch ‘tot in het binnenste der gemoederen (eigen cursivering) doordringt’ (Van Vaeck (1994), 812).
-
voetnoot38-39
-
verweckende tot eyghen kennisse: aanzettend tot zelfkennis.
-
voetnoot41
-
het spitsigh spreuckwoordt: het spitse spreekwoord. Over het zeventiende-eeuwse discours betreffende het spreekwoord, zie o.m. Van Vaeck (1994), 808-816.
-
voetnoot42
-
Wat is... schieten?: Hoe zwaar weegt de hand op tegen de boog, de worp tegen het schot?
-
voetnoot43
-
Wat is... schieten?: Hoe zwaar weegt de hand op tegen de boog, de worp tegen het schot?
-
voetnoot44
-
met Dicht ghedwonghen: in versvorm gegoten.
-
voetnoot45
-
ghelijck oock de oude en eerste wetten... vermenghen: verwijst wellicht naar de Atheense wetgever en staatsman Solon (ca. 640- na 561 v. Chr.), die beroemd was voor de ‘humane’ hervorming van de stadswetten. Hij gebruikte verzen om zijn ideeën, meer bepaald de morele filosofie, die aan zijn hervormingen ten grondslag lagen, te verduidelijken. De wijdverbreide opvatting dat Solon getracht heeft de wetten in hexameters te gieten berust echter op een apocriefe voorstelling van Skolion, die Solon als grondlegger van deze traditie beschouwde.
-
voetnoot46
-
ghelijck oock de oude en eerste wetten... vermenghen: verwijst wellicht naar de Atheense wetgever en staatsman Solon (ca. 640- na 561 v. Chr.), die beroemd was voor de ‘humane’ hervorming van de stadswetten. Hij gebruikte verzen om zijn ideeën, meer bepaald de morele filosofie, die aan zijn hervormingen ten grondslag lagen, te verduidelijken. De wijdverbreide opvatting dat Solon getracht heeft de wetten in hexameters te gieten berust echter op een apocriefe voorstelling van Skolion, die Solon als grondlegger van deze traditie beschouwde.
-
voetnoot47
-
ghelijck oock de oude en eerste wetten... vermenghen: verwijst wellicht naar de Atheense wetgever en staatsman Solon (ca. 640- na 561 v. Chr.), die beroemd was voor de ‘humane’ hervorming van de stadswetten. Hij gebruikte verzen om zijn ideeën, meer bepaald de morele filosofie, die aan zijn hervormingen ten grondslag lagen, te verduidelijken. De wijdverbreide opvatting dat Solon getracht heeft de wetten in hexameters te gieten berust echter op een apocriefe voorstelling van Skolion, die Solon als grondlegger van deze traditie beschouwde.
-
voetnoot47
-
suerigheydt: het minder aangename, het zure.
-
voetnoot48
-
ghelijck oock de oude en eerste wetten... vermenghen: verwijst wellicht naar de Atheense wetgever en staatsman Solon (ca. 640- na 561 v. Chr.), die beroemd was voor de ‘humane’ hervorming van de stadswetten. Hij gebruikte verzen om zijn ideeën, meer bepaald de morele filosofie, die aan zijn hervormingen ten grondslag lagen, te verduidelijken. De wijdverbreide opvatting dat Solon getracht heeft de wetten in hexameters te gieten berust echter op een apocriefe voorstelling van Skolion, die Solon als grondlegger van deze traditie beschouwde.
-
voetnoot37
-
verweckende tot eyghen kennisse: aanzettend tot zelfkennis.
-
voetnoot52
-
ontsteken: geïnspireerd door, tot geestdrift gebracht door.
-
voetnoot54
-
Heyns: Daniël Heinsius (1580-1655); in zijn Nederduytsche Poemata (1616) komt deze humanist op voor het gebruik van de eigen taal in de poëzie; correspondeerde met Puteanus;
Huyghens: Constantijn Huygens (1596-1687);
Cats: Jacob Cats (1577-1660);
Hooft: Pieter Corneliszoon Hooft (1581-1647);
Immeloot: Jacob Ymmeloot (Ieper ca. 1565 - overlijdensdatum onbekend). Was bevriend met Olivier De Wree, Lambertus Vossius en Puteanus (zie Van Even (1888), 377 en Dambre (1956-1), 21).
-
voetnoot55
-
Hardewyn: Justus De Harduijn (1582-1636);
de Vree: Olivier De Wree (Olivarius Vredius), Brugge 1596-1652. Zuid-Nederlands historicus en dichter, studeerde rechten te Douai, grondlegger van de zegelkunde in de Nederlanden, genealoog. Wordt in 1622 advocaat bij de Raad van Vlaanderen en in 1643 burgemeester van Brugge. Leermeester en beschermheer van Lambertus Vossius. Correspondeerde met Puteanus (zie o.a. brieven van Puteanus aan Vredius in Epistolarum Apparatus Novus et Miscellaneus (...) Centuria Quarta (1637-1639), Epistolarum Apparatus posthumus In Centurias Quatuor, III (1662) en autografe brieven van Puteanus aan Vredius in Ms II 3008 van de Koninklijke Bibliotheek te Brussel). Werken: Den oorspronck, ende voort ganck der Carmeliten (Gent 1624), Vermaerde oorlogstucken van den grave van Buequoy; Mengeldichten, Fyghesnoeper, Bacchus kronyck, Venus-ban (Brugge 1625), De Seghelen der graven van Vlaenderen (Brugge 1640);
Vos: Lambertus Vossius (Reusel ca. 1602-1648). Advocaat en dichter uit Brugge, leerling en beschermeling van O. De Wree. Liefde voor Latijnse verzen en Vlaamse poëzie. Was bevriend met Puteanus, die Vossius looft (zie Puteani Epistolarum apparatus posthumus, Centuria III, Leuven, 1662). Zijn werk werd verzameld door J.B. en M. Clouwet in 1679 onder de titel Alle de Wercken van Lambertus Vossius, bestaende in seer Aerdige ende Curieuse Dichten. Daarin komen echter ook dichtwerken van De Wree voor.
-
voetnoot62
-
Dit is d'oorsaeck: dit is de reden waarom.
-
voetnoot63
-
Dit is d'oorsaeck: dit is de reden waarom.
-
voetnoot64
-
onderwysen: onderrichten; wysen: erop wijzen (woordspeling).
-
voetnoot67
- De gecursiveerde titel staat in de tekst in kapitalen.
-
voetnoot68
- De gecursiveerde titel staat in de tekst in kapitalen.
-
voetnoot69
-
vierpaerigh: vierregelig, in kwatrijnvorm.
-
voetnoot70
-
noch te lanck, om weynigh te onthouden: noch te lang om er weinig van te onthouden; ook hier komt Puteanus' laconische stijlopvatting naar voren.
-
voetnoot72
-
Pythagoras: (575 - na 500 v. Chr.): Grieks wijsgeer en hervormer, stichtrond 530 een school (de Pythagoreeërs); TETRACTYS: Tetractus: het volmaakte getal 10 (1+2+3+4), bron en oorsprong van alle dingen. Vier is het getal van de gerechtigheid (2×2, gelijk maal gelijk).
-
voetnoot74
-
eyghentlijck: feitelijk; wijs-stichtige: lerende (met didactische en moraliserende bedoeling; vermaeninghen: raadgevingen.
-
voetnoot75
-
ghelijckenisse: (verhelderende) vergelijking; sinschaduwe: verhullend element. Puteanus verwijst hier wellicht naar de stijlopvatting van Aristoteles en Quintilianus betreffende de verhouding tussen de perspicuitas (klaarheid) en de obscuritas (duisterheid) van de literaire tekst. De retorische situatie is in eerste instantie op perspicuitas gericht, maar er dient ruimte te bestaan voor een zekere obscuritas: het publiek wil het juist niet te gemakkelijk hebben, maar wil zich inspannen, verrast worden, nadenken. Dit soort poëzie, dat bewust naar duisterheid streeft, veronderstelt een erudiet en literair geschoold publiek. Cf. Schenkeveld-van der Dussen (1988).
-
voetnoot76
-
afteeckeninghen: de bijbetekenissen (?)
-
voetnoot77
-
hoe dat de Spreeck-woorden ... verscheyden zijn: dat de spreekwoorden en spreuken een gevarieerde inhoud hebben, dat ze afwisseling vertonen. Het vlugge veranderen van onderwerp is een kenmerk van vele epigrammenbundels; Zijn: ze zijn.
-
voetnoot78
-
hoe dat de Spreeck-woorden ... verscheyden zijn: dat de spreekwoorden en spreuken een gevarieerde inhoud hebben, dat ze afwisseling vertonen. Het vlugge veranderen van onderwerp is een kenmerk van vele epigrammenbundels; Zijn: ze zijn.
-
voetnoot83
-
tot eene beduydinghe des inhoudts: om te verduidelijken waarover het epigram handelt.
-
voetnoot84
-
woorden: in de tekst verkeerdelijk: worden; nu belommert, nu verlicht, als dobbel-sinnigh: de opschriften boven de epigrammen kunnen nu eens helder, dan weer duister of dubbelzinnig zijn. Puteanus past het principe van de vermenging van heldere en duistere elementen ook toe op de opschriften, eveneens met de bedoeling tot lezen te prikkelen (‘om den Leser tot het Dichtwoort aen te locken’).
-
voetnoot85
-
woorden: in de tekst verkeerdelijk: worden; nu belommert, nu verlicht, als dobbel-sinnigh: de opschriften boven de epigrammen kunnen nu eens helder, dan weer duister of dubbelzinnig zijn. Puteanus past het principe van de vermenging van heldere en duistere elementen ook toe op de opschriften, eveneens met de bedoeling tot lezen te prikkelen (‘om den Leser tot het Dichtwoort aen te locken’).
-
voetnoot92
-
Stellet: plaats het (in uw gevel); leset: lees het.
-
voetnoot95
-
Is't alsoo ... in dicht ende licht brenghen: ‘als ik zal merken dat dit kleine werk, dat ik in zeer weinig dagen heb voltooid, de lezer heeft bevallen, dan zal ik, met Gods hulp, ook een (epigrammenbundel) Edelijckleven durven (dorven) publiceren’. Puteanus kondigt hier een tweede bundel Nederlandse gedichten, Edelick Leven, aan, die echter nooit gepubliceerd werd (zie ook Bibliotheca Belgica, IV, 808). In het Museum Plantin-Moretus in Antwerpen bevindt zich echter wel een handschrift dat volgens de catalogus aan Honorius Vanden Born (Erycius Puteanus) wordt toegeschreven. Het bundeltje bevat 197 vierregelige epigrammen, meestal tot ‘maagden’ gericht, en draagt als titel: Puteanus (Erycius) (sic). Dicht-Stichtighe spreuckbeelden tot deughden, z.p., z.d., in 16o, oblong (M 259).
-
voetnoot96
-
Is't alsoo ... in dicht ende licht brenghen: ‘als ik zal merken dat dit kleine werk, dat ik in zeer weinig dagen heb voltooid, de lezer heeft bevallen, dan zal ik, met Gods hulp, ook een (epigrammenbundel) Edelijckleven durven (dorven) publiceren’. Puteanus kondigt hier een tweede bundel Nederlandse gedichten, Edelick Leven, aan, die echter nooit gepubliceerd werd (zie ook Bibliotheca Belgica, IV, 808). In het Museum Plantin-Moretus in Antwerpen bevindt zich echter wel een handschrift dat volgens de catalogus aan Honorius Vanden Born (Erycius Puteanus) wordt toegeschreven. Het bundeltje bevat 197 vierregelige epigrammen, meestal tot ‘maagden’ gericht, en draagt als titel: Puteanus (Erycius) (sic). Dicht-Stichtighe spreuckbeelden tot deughden, z.p., z.d., in 16o, oblong (M 259).
-
voetnoot97
-
Is't alsoo ... in dicht ende licht brenghen: ‘als ik zal merken dat dit kleine werk, dat ik in zeer weinig dagen heb voltooid, de lezer heeft bevallen, dan zal ik, met Gods hulp, ook een (epigrammenbundel) Edelijckleven durven (dorven) publiceren’. Puteanus kondigt hier een tweede bundel Nederlandse gedichten, Edelick Leven, aan, die echter nooit gepubliceerd werd (zie ook Bibliotheca Belgica, IV, 808). In het Museum Plantin-Moretus in Antwerpen bevindt zich echter wel een handschrift dat volgens de catalogus aan Honorius Vanden Born (Erycius Puteanus) wordt toegeschreven. Het bundeltje bevat 197 vierregelige epigrammen, meestal tot ‘maagden’ gericht, en draagt als titel: Puteanus (Erycius) (sic). Dicht-Stichtighe spreuckbeelden tot deughden, z.p., z.d., in 16o, oblong (M 259).
-
voetnoot98
-
Is't alsoo ... in dicht ende licht brenghen: ‘als ik zal merken dat dit kleine werk, dat ik in zeer weinig dagen heb voltooid, de lezer heeft bevallen, dan zal ik, met Gods hulp, ook een (epigrammenbundel) Edelijckleven durven (dorven) publiceren’. Puteanus kondigt hier een tweede bundel Nederlandse gedichten, Edelick Leven, aan, die echter nooit gepubliceerd werd (zie ook Bibliotheca Belgica, IV, 808). In het Museum Plantin-Moretus in Antwerpen bevindt zich echter wel een handschrift dat volgens de catalogus aan Honorius Vanden Born (Erycius Puteanus) wordt toegeschreven. Het bundeltje bevat 197 vierregelige epigrammen, meestal tot ‘maagden’ gericht, en draagt als titel: Puteanus (Erycius) (sic). Dicht-Stichtighe spreuckbeelden tot deughden, z.p., z.d., in 16o, oblong (M 259).
-
voetnoot98
-
het ghene ... beschrijve: m.n. een ‘Sedigh Leven’ en ‘Daghelijcks Broodt’.
-
voetnoot99
-
het ghene ... beschrijve: m.n. een ‘Sedigh Leven’ en ‘Daghelijcks Broodt’.
|