Sedigh leven, daghelycks broodt (1639)
(1999)–Erycius Puteanus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| |
Inleiding1. Erycius Puteanus (1574-1646): een levensschetsGa naar voetnoot1Erycius Puteanus of Eerrijk de Put werd op 4 november 1574 te Venlo geboren als tweede zoon van Jan de Put, burgemeester van deze stad, en Gertruide Segers. Over de kinder- en jeugdjaren van Puteanus is betrekkelijk weinig bekend, maar de rest van zijn leven kan vrij gedetailleerd worden gereconstrueerd uit de zeer uitgebreide correspondentie die hij gevoerd heeft met al wie naam en faam had op het gebied van letteren, cultuur en wetenschap. Het aantal nagelaten handgeschreven brieven van Puteanus wordt geschat op meer dan 16.000 en een aanzienlijk deel van deze correspondentie werd door hemzelf of postuum uitgegeven. Zijn vader leert hem de beginselen van het Latijn en zendt hem naar de befaamde Latijnse school in Dordrecht. Vanaf 1592 studeert Puteanus welsprekendheid en wijsbegeerte aan het Driekronencollege van de jezuïeten te Keulen, waar ook Justus Lipsius had gestudeerd. In 1595 verwerft hij er de titel van magister artium. Datzelfde jaar trekt hij naar Leuven, waar hij in 1597 promoveert tot baccalaureus in de beide rechten. Hij volgt er tevens de colleges oude geschiedenis van de befaamde Justus Lipsius. Op aanraden van zijn leermeester vertrekt Puteanus in 1597, zoals het een humanist past, naar Italië. Op vijfentwintigjarige leeftijd wordt hij benoemd tot professor in de welsprekendheid aan de universiteit van Milaan, waar hij met vele beroemde figuren in contact komt, o.a. met Federico Borromeo, neef en opvolger van Carolus Borromaeus. Dank zij zijn grondige kennis van de klassieke letteren en zijn natuurlijke welsprekendheid verspreidt zijn roem zich snel door Italië. ‘Alleen Lipsius liet zich door zoveel schittering niet verblinden. De geschriften die zijn succesvolle leerling hem in snelle opeenvolging toezond, stelden hem teleur (...). In zijn antwoorden prijst hij weliswaar de meesterlijke taalvaardigheid, maar de inhoud vindt hij te onbelangrijk en een Puteanus onwaardig’Ga naar voetnoot2. Gelijkaardige kritiek aan het adres van Puteanus zal later nog meermaals weerklinken. In 1603 wordt Puteanus het Romeinse burgerrecht voor hemzelf en zijn kinderen toegekend, wat zijn ijdelheid in hoge mate streelt. Daar deze titel geen enkel financieel voordeel oplevert, doet Puteanus een beroep op een aantal hooggeplaatste personen om zijn ontoereikend honorarium aan te vullen, wat hij later in Brabant wel vaker zal moeten herhalen. Nog in 1603 wordt hij benoemd tot koninklijk geschiedschrijver van de Spaanse koning, die tevens | |
[pagina 4]
| |
soeverein heer van Milaan is. Het volgende jaar huwt Puteanus met Maria Magdalena della Torre, een dochter uit een verarmd Milanees patriciërsgeslacht, die hem veertien kinderen (volgens sommige bronnen zestien) zal schenken, maar geen bruidsschat meebrengt. Als Justus Lipsius in 1606 overlijdt en diens lievelingsleerling Filips Rubens geen interesse voor een hoogleraarschap betoont, zendt Puteanus dadelijk een verzoek aan de Aartshertogen Albrecht en Isabella om het opengevallen professoraat te verkrijgen. Mede dank zij de voorspraak van een aantal invloedrijke vrienden wordt zijn verzoek ingewilligd en na nog een doctoraat in de rechten aan zijn wetenschappelijke titels te hebben toegevoegd, vertrekt hij midden oktober 1606 met zijn vrouw en twee kinderen naar Leuven. Tot aan zijn dood in 1646 zal Puteanus als professor aan de Leuvense universiteit verbonden blijven. Het feit dat hij zich de opvolger van Lipsius mocht noemen, is voor hem altijd de hoogste eretitel geweest. In februari 1607 begint hij te doceren aan het Collegium Trilingue of het College van Busleyden. Zijn aanvankelijk succes als hoogleraar wordt al spoedig verstoord na de publicatie van zijn De luxu conviviorum (‘Over overdaad bij gastmalen’) (1608), een werkje gericht tegen te luxueuze maaltijden. De Antwerpenaars zijn van mening dat het werk tegen hen gericht is en hun verontwaardiging is zo groot dat ze enkele exemplaren openbaar verbranden. Om verdere misverstanden te voorkomen publiceert Puteanus een werkje over hetzelfde onderwerp, maar dan wel gesitueerd in de imaginaire wereld van de Cimmeriërs: Comus, sive phagesiposia cimmeria (‘Comus, of het eet- en drinkgelag bij de Cimmeriërs’) (Leuven 1608). Een ander werk van Puteanus, Belli et Pacis Statera (‘De weegschaal van oorlog en vrede’) zal later, in 1633, nog meer opschudding veroorzaken en hem in moeilijkheden brengen (cf. infra). Italië laat Puteanus niet los. De magistraat van Bologna biedt hem in 1607 de betrekking van ‘professor humanitatis primarius’ aan tegen de aantrekkelijke wedde van 600 écus. Aartshertog Albrecht echter wil Puteanus niet laten gaan en schenkt hem zitting in de staatsraad, benoemt hem tot zijn privé-secretaris en belooft hem zijn jaarwedde als hoogleraar te verhogen. In 1612 wordt zijn wedde op 1000 gouden dukaten gebracht en vanaf 1615 mag hij gratis wonen in het bouwvallige slot van de hertogen van Brabant op de Keizersberg in Leuven, waarbij hij als kasteelheer wordt vrijgesteld van alle belastingen en diensten. Vanaf nu zal hij zijn brieven ondertekenen met Lovanii in arce, ‘te Leuven op de burcht’. Hier vindt hij voldoende ruimte voor zijn groot gezin, zijn bibliotheek en zijn gasten en ook voor zijn ‘contubernales’, inwonende leerlingen die meestal behoren tot de hogere adel en die vrijwel altijd uit het buitenland, voornamelijk Polen, komen. Van Puteanus wordt verwacht dat hij deze betalende huisgenoten in twee à drie jaar een goede humanistische scholing geeft. In 1610 richt Puteanus onder de persoonlijke bescherming van Aartshertog Albrecht een literaire academie op, de Palaestra bonae mentis (‘Oefenschool der wijsheid’), waarin zijn leerlingen zich onder zijn leiding bekwamen in schrijven en welsprekendheid. Wekelijks worden ten huize van Puteanus geleer- | |
[pagina 5]
| |
de discussies gehouden, literaire oefeningen en lees- en declamatiesessies, alle in het Latijn. Eenmaal per maand is er een algemene vergadering van de Palaestra in het Collegium Trilingue. Na 1615 taant het succes van de Palaestra, wellicht als gevolg van een minder goed beleid en van het feit dat de vaak pompeuze discussies te ver van de realiteit stondenGa naar voetnoot3. In 1618 brengen de Aartshertogen Albrecht en Isabella een bezoek aan de burcht op de Keizersberg. Puteanus geeft hierover een gedetailleerd verslag in Arx Lovaniensis a Principibvs Lvstrata (‘De burcht van Leuven bezocht door de Aartshertogen’) (1619). Puteanus' Leuvense jaren worden gekenmerkt door een enorme activiteit, niet-aflatende conflicten met collega's en voortdurende geldzorgen vanwege zijn groot gezin. Herhaaldelijk dient hij een beroep te doen op de invloed en de vrijgevigheid van zijn vrienden, maar als dezen een voor een wegvallen rest hem niets meer dan bittere armoede. Enkele dagen voor zijn dood biedt hij zijn kostbare bibliotheek in zijn geheel te koop aan, maar er komt geen aannemelijk bod. De ‘laatste humanist’ overlijdt op 17 september 1646 en wordt begraven in de kapel van Carolus Borromaeus in de Sint-Pieterskerk te Leuven. |