CI (fol. 123)
Seer goede ende vermaerde Heer ende Vriendt,
Ick verwacht met groot verlangen, om te hooren, hoe veer de ❪ nu gekomen is, ende wanneer datmense sal konnen soo naer Romen, als in Duytslandt senden. Dese quaede tydinge vanden ongeluckigen slagh in Bohemen, en sal de ❪ niet mede gaen. Caramuel aengaende, hy is Suffraganeus gemaeckt vanden Bisschop van Ments, naer dat hy vande Francoysen uyt syn Abdie gedreven was. Hy sal nu genoech te doen hebben met syn officie, ende sal de ❪ byaventueren met vreden laeten. Al even wel V.L. moet in de weer syn. Die eerst koempt, die eerst maelt. Ick heb gesien myn conterfeytsel met potloot int kleyn gemaeckt van V.L. soon, ende ben verwondert geweest. Hoore oock dat hy hier sal komen studeren; waerin ick